Nieuwsbrief 30 maart 2023

Inkomstenbelasting

 

Wijziging besluit over kapitaalverzekering eigen woning

De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit over de kapitaalverzekering eigen woning (KEW) en vóór 2001 bestaande kapitaalverzekeringen in box 3 gewijzigd. Aan het besluit uit 2017 zijn twee goedkeuringen voor de aflossingseis toegevoegd.

Een uitkering uit een KEW is vrijgesteld van inkomstenbelasting als daarmee een eigenwoningschuld wordt afgelost en aan de overige voorwaarden is voldaan. Het gebeurt regelmatig dat een eigenwoningschuld wordt afgelost met de opbrengst van de verkoop van de eigen woning en dat de KEW pas later tot uitkering komt. Daardoor bestaat geen recht op de uitkeringsvrijstelling.

Voor gevallen waarin een direct verband bestaat tussen de verkoop van de eigen woning, het vrijkomen van het kapitaal en de aflossing van de eigenwoningschuld heeft de staatssecretaris goedgekeurd dat de vrijstelling van toepassing is. De goedkeuring geldt onder de voorwaarde dat de uitkering binnen zes maanden na de aflossing van de eigenwoningschuld plaatsvindt. Aan de overige in de Wet IB 2001 opgenomen voorwaarden voor de uitkeringsvrijstelling moet zijn voldaan.

De tweede goedkeuring betreft de situatie waarin de aanbieder van de KEW als voorwaarde voor uitkering stelt dat de eigenwoningschuld moet zijn afgelost. De uitkeringsvrijstelling is dan toch van toepassing als de belastingplichtige het bestaan van die voorwaarde aannemelijk maakt en de uitkering uit de KEW plaatsvindt binnen zes maanden na het tijdstip waarop de eigenwoningschuld is afgelost.

Daarnaast zijn de voorwaarden voor de spaarrekening eigen woning (SEW) en de beleggingsrekening eigen woning (BEW) aangepast. De eis, dat tijdens de gehele looptijd van een SEW of BEW de rekeninghouder of zijn partner een eigenwoningschuld heeft, is vervallen.

In voorkomende gevallen kan een belastingplichtige een verzoek om ambtshalve vermindering van een onherroepelijk vaststaande aanslag doen op basis van dit besluit. Dat kan als er minder dan vijf jaar zijn verstreken na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft.


Lees meer  
 

Sociale verzekeringen

 

Afschaffing lage-inkomensvoordeel ter consultatie gelegd

De Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) is bedoeld als stimulans voor werkgevers om mensen in dienst te nemen met afstand tot de arbeidsmarkt. Een van de tegemoetkomingen in de Wtl is het lage-inkomensvoordeel (LIV). De minister van SZW heeft een wetsvoorstel ter consultatie gepubliceerd om het LIV per 1 januari 2025 af te schaffen. Het wetsvoorstel bevat verder een aantal verbeteringen in de werking van de loonkostenvoordelen. Deze zouden per 1 januari 2026 in werking moeten treden. Belangstellenden kunnen reageren via https://www.internetconsultatie.nl/wijzigingwettegemoetkomingenloondomein/b1


Lees meer  
 

Subsidies

 

Verlaging voorschotpercentage TEK

De regeling tegemoetkoming energiekosten (TEK) is op 21 maart opengesteld. In verband met een daling van de energieprijzen heeft de minister van EZK het voorschotpercentage voor de TEK verlaagd. Om het risico van terugbetalingen te beperken is het voorschot dat ondernemers krijgen verlaagd van 50 naar 35%. De wijziging van het voorschotpercentage heeft geen invloed op de hoogte van het subsidiebedrag waarop een ondernemer recht heeft.


Lees meer  
 

Wijziging subsidiemodule Advies en ondersteuning verduurzamingsmaatregelen mkb

De minister voor Klimaat en Energie heeft de subsidiemodule Advies en ondersteuning verduurzamingsmaatregelen mkb gewijzigd. De subsidieregeling geldt voor mkb-ondernemingen, die niet onder de energiebesparingsplicht vallen. Zij kunnen subsidie krijgen voor professioneel advies en ondersteuning voor het nemen van verduurzamingsmaatregelen. In verband met oneigenlijk gebruik is de subsidieregeling in 2022 stopgezet. De regeling is aangepast om oneigenlijk gebruik tegen te gaan.

De energieadviseur dient over voldoende ervaring te beschikken om voor subsidie in aanmerking te komen. De eisen hebben betrekking op de persoon die het advies geeft en niet op de onderneming waar hij werkzaam is. Ook de regels voor het advies, waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, zijn strenger geworden. Verder dient het energieverbruik van de mkb-onderneming meer gedetailleerd in kaart te worden gebracht. Zo moet het energieverbruik van ieder apparaat, dat in het voorgaande jaar verantwoordelijk was voor meer dan 5% van het totale energieverbruik, worden vastgelegd. De energieadviseur moet voor ieder van deze apparaten één of meer verduurzamingsmaatregelen beschrijven. Doet hij dat niet dan moet hij onderbouwen waarom hij voor een machine geen maatregel adviseert.

Alleen adviezen, die worden opgesteld na 31 maart 2023, komen voor subsidie in aanmerking.

De activiteiten waarmee de energieadviseur de mkb-onderneming kan ondersteunen bij het nemen van verduurzamingsmaatregelen zijn aangepast. Ondersteuningsactiviteiten moeten rechtstreeks verband houden met de uitvoering van verduurzamingsmaatregelen. De volgende activiteiten zijn niet meer subsidiabel:

  • het opstellen van een financierings- of een stappenplan;
  • de ondersteuning bij het aanschaffen en installeren van materialen of diensten.

Na de wijziging van de regeling kan een mkb-onderneming aparte aanvragen indienen voor advies en voor ondersteuning. In dat geval moet het bewijs voor het uitvoeren van verduurzamingsmaatregelen op verschillende maatregelen zien. Als de onderneming de aanvragen tegelijk indient, mogen de aanvragen dezelfde maatregelen betreffen.

De regeling is opengesteld vanaf 1 april tot en met 30 september 2023. Het subsidieplafond voor 2023 bedraagt € 14 miljoen.


Lees meer  
 

Autobelastingen

 

Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in hybrides

De staatssecretaris van Financiën heeft een tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in hybrides uit laten voeren. Het verslag daarvan heeft hij met een reactie daarop naar de Tweede Kamer gestuurd.

In de tussenevaluatie zijn zes fiscale regelingen bekeken. Het betreft:

  • het nultarief in de bpm en de mrb voor elektrische voertuigen;
  • de lagere bijtelling in de loon- en inkomstenbelasting voor elektrische voertuigen;
  • de gewichtscorrectie in de mrb voor plug-in hybride bestelauto’s;
  • de bijtelling in de loon- en inkomstenbelasting voor voertuigen met een CO2-uitstoot van 1 tot 50 g/km; en
  • het halftarief in de mrb voor voertuigen met een CO2-uitstoot van 1 tot 50 g/km.

Verder is bekeken of de Belgische plannen om de aftrekbaarheid van de kosten van een bedrijfsvoertuig van de fiscale winst te laten afhangen van de CO2-uitstoot toepasbaar zijn in Nederland. Dat is qua uitvoering en handhaving ingewikkeld. Een uitvoeringstoets is noodzakelijk.

De uitkomst van het onderzoek is dat de regelingen voor elektrische voertuigen hebben bijgedragen aan emissievrij rijden. Met name het tijdelijk verlaagde bijtellingspercentage lijkt een groot effect te hebben gehad. Niet is onderzocht in hoeverre het gevoerde beleid doeltreffend en doelmatig is.

De onderzoekers constateren dat de verhoging van de bijtelling voor elektrische auto’s heeft gezorgd voor een daling van de nieuwverkopen. De doeltreffendheid van het huidige instrumentarium kan worden vergroot door de bijtellingsregeling te verruimen. Nadeel hiervan is een afname van de doelmatigheid door de stijging van de financiële stimulering. De onderzoekers pleiten voor meer aandacht voor de markt voor gebruikte elektrische auto’s. Dat kan door het vergroten van de subsidiepot en het verhogen van de aanschafsubsidie. Een andere mogelijkheid is het nihiltarief in de mrb alleen te laten gelden voor gebruikte auto’s.

De onderzoekers raden verder aan om voor de langere termijn te kijken naar flankerend beleid. Het gaat dan om:

  • het realiseren van voldoende laadpalen;
  • het stimuleren van kennis van elektrische auto’s bij autoverkopers;
  • mensen kennis te laten maken met het rijden in een elektrische auto; en
  • het bevoordelen van mensen met een elektrische auto, bijvoorbeeld met gratis parkeren, gebruik van de busbaan en voorrang bij het verstrekken van een parkeervergunning.

Het kabinet neemt de aanbeveling van de onderzoekers om het doel van regelingen duidelijker te formuleren over. Het kabinet ziet op basis van de evaluatie geen reden om de huidige regelingen voor elektrische en plug-in hybridevoertuigen tot en met 2025 aan te passen.


Lees meer  
 

Formeel recht

 

Ten onrechte geen proceskostenvergoeding toegekend

In een procedure over de heffing van bpm heeft Hof Den Haag ondanks een vermindering van de opgelegde naheffingsaanslag geen vergoeding voor proceskosten toegekend. Volgens het hof was het aan de handelwijze van de belanghebbende te wijten dat deze vermindering pas in hoger beroep is toegekend. De belanghebbende beschikte over de benodigde gegevens en had aannemelijk moeten maken dat niet het juiste bedrag aan bpm is geheven. Dat heeft hij volgens het hof te laat gedaan.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat de inspecteur al bij de rechtbank over de gegevens beschikte om het juiste bedrag aan bpm te kunnen berekenen. In hoger beroep heeft de inspecteur erkend dat zijn aan de rechtbank voorgelegde berekening van het bpm-bedrag niet juist was en dat de naheffingsaanslag verder had moeten worden verminderd dan de rechtbank had gedaan. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de noodzaak tot het instellen van hoger beroep uitsluitend aan de handelwijze van de belanghebbende te wijten is geweest. De belanghebbende heeft in verband met de gegrondverklaring van het hoger beroep recht op een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt.


Lees meer  
 

Wetsvoorstel opheffing geheimhoudingsplicht Toeslagen en Douane

Per 1 januari 2022 is de inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD) ingesteld. De IBTD heeft tot taak het houden van toezicht op de directoraten-generaal Belastingdienst, Toeslagen en Douane en het signaleren en onderzoeken van problemen in de kwaliteit van de uitvoering van deze directoraten.

De staatssecretaris van Financiën heeft een wetsvoorstel ingediend om het mogelijk te maken dat medewerkers van Toeslagen en Douane gegevens, waarop de geheimhoudingplicht van toepassing is, aan de IBTD verstrekken. Om dergelijke informatie te verstrekken dient nu aan de minister van Financiën een verzoek om incidentele ontheffing te worden gedaan. Omdat de IBTD voor het uitvoeren van haar taak steeds vaker gegevens waarop de geheimhoudingsplicht van de AWR van toepassing is nodig heeft, zal daarvoor een afzonderlijke structurele opheffing worden gecreëerd.

Het afgeven van een ontheffing van de geheimhoudingsplicht ten aanzien van gegevens die verkregen zijn bij de uitvoering van de inkomensafhankelijke regelingen en een aantal taken van de Douane is niet mogelijk. Dat wordt ondervangen door met het nu ingediende wetsvoorstel een formeel wettelijke basis te creëren om de geheimhoudingsplicht te doorbreken.

De noodzaak voor de IBTD om in het kader van het onderzoek de beschikking te hebben over informatie van individuele zaken is groter dan aanvankelijk voorzien. Die informatie wordt gebruikt om te onderzoeken of bepaalde knelpunten of risico’s structureel zijn. Voor de gevallen waarin de IBTD dergelijke gegevens nodig heeft, wordt de geheimhoudingsplicht opgeheven.

De IBTD verwerkt bij de uitvoering van haar taken allerlei informatie, waaronder mogelijk ook persoonsgegevens. Deze persoonsgegevens kunnen betrekking hebben op:

  1. medewerkers van de IBTD;
  2. medewerkers van de Belastingdienst, Toeslagen of de Douane;
  3. belastingplichtigen, belanghebbenden of toeslaggerechtigden.

Alleen als de IBTD gegevens nodig heeft om haar publiekrechtelijke taak uit te oefenen mogen deze gegevens worden opgevraagd en verstrekt. Die verstrekking dient in overeenstemming te zijn met de AVG.


Lees meer  
 

Vermogensbelasting

 

Advies Raad van State wetsvoorstel vermogensbelasting

De Raad van State heeft advies gegeven over een initiatiefwetsvoorstel voor de vermogensbelasting. Het wetsvoorstel omvat de invoering van een belasting over vermogen tegen een progressief tarief. De heffingsgrondslag is beperkt tot het vermogen dat in de inkomstenbelasting in box 3 in aanmerking wordt genomen. Vermogen in box 1 of box 2 telt niet mee. Het wetsvoorstel is een reactie op het Kerstarrest van de Hoge Raad over de belastingheffing in box 3.

Het wetsvoorstel beoogt bij te dragen aan het verminderen van de vermogensongelijkheid in Nederland en aan het genereren van een stabiele belastingopbrengst. Volgens de Raad van State worden deze doelen slechts in zeer beperkte mate bereikt. Voor een evenwichtige belastingheffing over vermogen is de complete belastingmix van belang. Niet alleen de huidige verdeling van vermogens en de samenstelling ervan zijn relevant, maar ook gedragseffecten als gevolg van wetswijzigingen. Bij de meest vermogenden zijn andere dan box 3-bezittingen de belangrijkste componenten van hun vermogen. Het gaat dan vooral om box 2-vermogen. Omdat de eigen woning in box 1 blijft, wordt de vermogensongelijkheid tussen huurders en woningeigenaren niet minder. Een toelichting waarom een dergelijke vermogensongelijkheid minder problematisch zou zijn dan die in box 3 ontbreekt. Niet duidelijk is waarom het voor de inkomstenbelasting gemaakte onderscheid tussen de verschillende boxen relevant is voor de grondslag van een vermogensbelasting.

Het gevolg van de gekozen beperkte grondslag is dat de meer vermogenden de heffing eenvoudig kunnen vermijden en dat vooral middengroepen worden getroffen.


Lees meer   

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.