Inkomstenbelasting
Overtollige liquiditeiten onderneming
De vraag of een vermogensbestanddeel ondernemingsvermogen of privévermogen vormt, is in beginsel afhankelijk van de wil van de ondernemer. Zijn keuzevrijheid wordt beperkt door de grenzen van de redelijkheid. Die grenzen worden overschreden als hij duurzaam overtollige liquide middelen, die in de onderneming geen functie hebben, tot het ondernemingsvermogen rekent.
De ondernemer mag naast de liquide middelen voor de financiering van de lopende bedrijfsuitgaven en de te verwachten investeringen ook liquide middelen aanhouden ter dekking van risico’s en tot opbouw en instandhouding van reserves. De aard en omvang van de onderneming speelt daarbij een rol. Het is aan de Belastingdienst om aannemelijk te maken dat en tot welk bedrag sprake is van duurzaam overtollige liquide middelen.
Bij de behandeling van de aangiften IB 2017 en 2018 van een ondernemer heeft de Belastingdienst een groot deel van de in de onderneming aanwezige liquide middelen als overtollig aangemerkt. Over 2017 hield de Belastingdienst rekening met een reservering voor de aanschaf van een auto van € 28.000 bij de bepaling van de hoeveelheid liquide middelen die tot het ondernemingsvermogen zijn gerekend. Voor 2018 heeft de Belastingdienst rekening gehouden met een reservering voor de auto van € 60.000. In de procedure voor de rechtbank Den Haag heeft de Belastingdienst gesteld dat over 2017 de reservering voor de auto met € 32.000 verhoogd dient te worden. De rechtbank heeft dat overgenomen.
Gelet op de omvang van de onderneming, de sinds 2014 dalende omzet en de weinig concrete plannen met betrekking tot toekomstige investeringen is de Belastingdienst naar het oordeel van de rechtbank geslaagd in de bewijslast dat de liquide middelen grotendeels overtollig waren. De ondernemer heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een andere conclusie zouden leiden.
Keuze te laat gemaakt
Ingekomen werknemers, die onder de 30%-regeling voor de loonbelasting vallen, kunnen kiezen voor gedeeltelijke buitenlandse belastingplicht voor de inkomstenbelasting. Door die keuze zijn zij vrijgesteld van de belastingheffing in box 3, met uitzondering van in Nederland gelegen onroerende zaken. De keuze geldt voor het gehele kalenderjaar, maar ten hoogste voor de periode waarin de 30%-regeling van toepassing is. De keuze wordt gedaan bij de aangifte inkomstenbelasting en kan herzien worden zolang de definitieve aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. De vermelding van box-3-vermogen in de aangifte impliceert dat de belastingplichtige niet kiest voor behandeling als partieel belastingplichtige.
Een belastingplichtige diende de herziene aangifte, waarin de keuze voor gedeeltelijke buitenlandse belastingplicht alsnog werd gedaan, tien maanden na het tijdstip, waarop de aanslag over het belastingjaar vaststond, in. De rechtbank Noord-Holland is van oordeel dat geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De aanslag is opgelegd terwijl de belastingplichtige in het buitenland verbleef. Door de lockdown kon de belastingplichtige niet eerder dan kort voor het einde van de bezwaartermijn terugkeren naar Nederland. Volgens de rechtbank was het dus mogelijk om tijdig bezwaar te maken. De keuze voor partiële buitenlandse belastingplicht is te laat gemaakt.
Omzetbelasting
Partageovereenkomst niet bewezen
Een ondernemer voor de omzetbelasting dient in beginsel op facturen voor door hem verrichte leveringen en diensten omzetbelasting in rekening te brengen.
Een projectontwikkelaar heeft voor een project, dat met een andere ondernemer werd uitgevoerd, werkzaamheden verricht. Voor deze werkzaamheden zijn in totaal zes facturen met omzetbelasting uitgereikt. De andere ondernemer heeft deze facturen betaald, maar de projectontwikkelaar heeft de in rekening gebrachte omzetbelasting niet afgedragen. Na een boekenonderzoek heeft de Belastingdienst de omzetbelasting nageheven. De projectontwikkelaar meende dat geen omzetbelasting verschuldigd was, omdat sprake was van een partageovereenkomst. Bij een dergelijke overeenkomst delen partijen de winst en worden onderlinge werkzaamheden niet onder bezwarende titel verricht.
De rechtbank is van oordeel dat de projectontwikkelaar er niet in is geslaagd te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden van een partageovereenkomst. De projectontwikkelaar beriep zich op het bestaan van een mondelinge afspraak en op een achteraf opgestelde overeenkomst. Daaruit bleek niet hoe partijen zouden gaan samenwerken of wie welke werkzaamheden zou verrichten. Gelet op het feit dat de projectontwikkelaar facturen met omzetbelasting heeft uitgereikt, die ook zijn betaald, vond de rechtbank aannemelijk dat de projectontwikkelaar prestaties onder bezwarende titel heeft verricht. De omzetbelasting is terecht nageheven.
Geen omzetbelasting verschuldigd over contributie
Omzetbelasting wordt geheven ter zake van leveringen van goederen en diensten die in Nederland door een ondernemer onder bezwarende titel worden verricht. Ondernemer is een ieder, die economische activiteiten verricht, ongeacht het oogmerk of resultaat daarvan. Wanneer een prestatie onder bezwarende titel wordt verricht, wil dat nog niet zeggen dat sprake is van een economische activiteit. Tussen de prestatie en de ontvangen vergoeding dient een rechtstreeks verband te bestaan.
De rechtbank Noord-Holland is van oordeel dat het vereiste rechtstreekse verband tussen de betaling van contributie en de activiteiten, die een merkenclub voor auto’s organiseert, ontbreekt. Bij de activiteiten, die de vereniging voor leden organiseert zijn veelal ook niet-leden welkom. Partners van leden kunnen onbeperkt aan alle activiteiten deelnemen zonder dat zij contributie verschuldigd zijn. De leden betalen een gelijk bedrag aan contributie, ongeacht de mate waarin zij deelnemen aan of gebruikmaken van de activiteiten van de vereniging. De leden kunnen niet afdwingen dat de vereniging activiteiten organiseert of hoeveel activiteiten zij organiseert. De vereniging verricht geen economische activiteit jegens de leden en handelt daarbij niet in de hoedanigheid van ondernemer.
Vennootschapsbelasting
Beperking verliesverrekening na wijziging belang
De Wet Vpb kent een beperking van de verrekening van verliezen in het geval van een wijziging in het uiteindelijke belang in een vennootschap waarvan de activiteiten nagenoeg zijn of worden stilgelegd. De beperking geldt ook voor een vennootschap waarvan de bezittingen grotendeels uit beleggingen bestaan. Voor de toepassing van deze bepaling worden onroerende zaken, die zijn bestemd om ter beschikking te worden gesteld aan derden, als belegginggen aangemerkt. De strekking van deze bepaling is het tegengaan van de handel in verliesvennootschappen.
De rechtbank Noord-Holland ziet geen aanleiding om voor een fiscale eenheid, waarvan de dochtermaatschappijen woningen verhuren, af te wijken van de duidelijke tekst van de wet. De verhuurde woningen gelden als beleggingen, met als gevolg dat de voor de overdracht van de aandelen in de moedermaatschappij geleden verliezen niet verrekend kunnen worden met latere winsten. De rechtbank heeft het standpunt, dat de onroerende zaken niet worden aangehouden als belegging maar een materiële onderneming vormen, niet overgenomen. Het standpunt van de fiscale eenheid, dat de wetgever bij de invoering van de wetsbepaling, waarin de verliesverrekeningsbeperking is opgenomen, niet heeft kunnen voorzien dat woningcorporaties belastingplichtig voor de Vpb zouden worden, bracht de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Subsidies
Subsidieregelingen energie-innovatie en verduurzaming
Dit voorjaar stelt het ministerie van EZK meerdere subsidieregelingen open voor energie-innovatieprojecten en voor verduurzaming van de industrie. In totaal is een budget beschikbaar van € 270 miljoen.
Er gaat € 74 miljoen naar de regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+). Deze regeling ondersteunt bedrijven en kennisinstellingen bij het uitvoeren van innovatieve pilot- en demonstratieprojecten, die leiden tot CO2-reductie in 2030. De projecten moeten bijdragen aan een CO2-vrij elektriciteitssysteem, een aardgasvrije gebouwde omgeving of een klimaatneutrale en circulaire industrie. De regeling staat open van 15 maart 2023 tot en met 31 augustus 2023.
Voor de regeling Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI) is € 138 miljoen beschikbaar. Deze regeling is bedoeld voor investeringen in CO2-besparende maatregelen waarvan de werking bewezen is, maar die nog niet rendabel zijn of een hoge terugverdientijd hebben. De VEKI is aan te vragen van 15 maart 2023 tot en met 9 januari 2024.
Daarnaast worden de Hernieuwbare Energieregeling (HER+) en tenders voor de Topsector Energie (TSE) dit voorjaar opengesteld. Deze regelingen moeten er voor zorgen dat de energietransitie betaalbaar wordt en stimuleren innovaties in de industrie op het gebied van circulaire economie.
De regelingen worden uigevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).
Formeel recht
Ontoereikende volmacht
Een bezwaar- of beroepschrift dient te worden ondertekend en ten minste de naam en het adres van de indiener te bevatten. De indiener is degene die voor zichzelf beroep instelt of namens wie beroep wordt ingesteld. De ondertekening van het beroepschrift dient als bewijs dat het geschrift door of namens de indiener is opgesteld. Is het beroepschrift alleen ondertekend door degene, die stelt daartoe te zijn gemachtigd, dan is dit bewijs niet geleverd tenzij een schriftelijke machtiging wordt overgelegd. Ontbreekt de machtiging of volstaat deze niet voor het indienen van het beroep, dan kan kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. De indiener moet, voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, de gelegenheid hebben gehad het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn.
Hof Den Bosch heeft een gegeven volmacht als niet toereikend aangemerkt voor het voeren van gerechtelijke procedures betreffende de teruggaaf van dividendbelasting. De volmacht reikte niet verder dan het indienen van een teruggaafverzoek betreffende de dividendbelasting bij de Belastingdienst.
Reactie plaatsen
Reacties