Ondernemingswinst
Pakket maatregelen mkb
Het kabinet heeft in de Miljoenennota 2023 een pakket maatregelen aangekondigd voor het mkb. Aanvankelijk omvatte het originele pakket de volgende maatregelen:
- verruiming van de budgetten van de energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek (MIA);
- intensivering van de werkkostenregeling (WKR);
- verlaging van de Aof-premie voor kleine werkgevers.
Daaraan zijn de volgende maatregelen toegevoegd:
- tijdelijke verruiming lage inkomensvoordeel (LIV);
- willekeurige afschrijving aangewezen bedrijfsmiddelen; en
- indexatie van de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO).
In verband met het budget voor de maatregelen is de voorgenomen verlaging van de Aof-premie kleiner geworden. De tijdelijke verruiming van het LIV wordt geregeld via een nota van wijziging op het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget.
De intensivering van de WKR is verwerkt in de eerste en de vierde nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2023.
De willekeurige afschrijving aangewezen bedrijfsmiddelen wordt vormgegeven via lagere regelgeving. De willekeurige afschrijving geldt zowel voor de vennootschapsbelasting als de inkomstenbelasting en ziet op aangewezen nieuwe bedrijfsmiddelen, waarvoor de ondernemer investeringsverplichtingen aangaat of voortbrengingskosten maakt in 2023. De ondernemer mag over 2023 maximaal 50% van de investering willekeurig afschrijven. Het restant wordt regulier afgeschreven.
Inkomstenbelasting
Niet uitbetaald deel pensioen was vorderbaar en inbaar
Inkomsten worden belast op het moment waarop zij worden betaald, verrekend, rentedragend of vorderbaar en inbaar zijn geworden.
In een procedure over uitkeringen van een in eigen beheer opgebouwd pensioen stelde de Belastingdienst zich op het standpunt dat het niet betaalde deel van het pensioen terecht was belast omdat de pensioengerechtigde dat deel kon verrekenen met zijn schuld aan de bv. De pensioengerechtigde beriep zich op een afspraak met de bv dat de helft van het pensioen renteloos schuldig zou worden gebleven. Dat zou betekenen dat het niet betaalde gedeelte van het pensioen niet vorderbaar was.
Hof Arnhem-Leeuwarden vond niet aannemelijk dat deze afspraak was gemaakt. Het hof merkte op, dat als de afspraak zou zijn gemaakt na het tijdstip waarop de uitkeringen vorderbaar en inbaar werden, de uitkeringen al zijn genoten. Als de afspraak tijdig zou zijn gemaakt, houdt deze in dat de helft van het pensioen op een ongebruikelijk tijdstip zou worden genoten. Met dergelijke afspraken wordt op grond van de Wet op de loonbelasting geen rekening gehouden. De situatie dat de pensioenuitkeringen door liquiditeitsproblemen van de bv niet kunnen worden uitgekeerd deed zich hier niet voor vanwege de mogelijkheid tot verrekening met de vordering van de bv op de pensioengerechtigde.
De standpunten van de pensioengerechtigde dat dat de vordering van de bv op hem waardeloos is en dat verrekening van de pensioentermijnen met deze vordering niet leidt tot een vermogensverschuiving en dat het pensioen niet voor verwezenlijking vatbaar is, heeft het hof afgewezen.
Volgens het hof kan uit de pensioenovereenkomst niet worden afgeleid dat de verschuldigde pensioentermijnen niet kunnen worden betaald door boeking in rekening-courant. Zou dat wel het geval zijn, dan nog betekent dat niet dat de pensioengerechtigde niet betaalde pensioentermijnen niet zou kunnen innen door ze te verrekenen met zijn schuld aan de bv.
Naar het oordeel van het hof zijn de belastingaanslagen terecht en tot de juiste bedragen aan de pensioengerechtigde opgelegd.
Verzoek ambtshalve vermindering voor box 3 in jaren 2017 e.v. niet nodig
In mei 2022 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de wet niet verplicht tot rechtsherstel in box 3 aan mensen die geen bezwaar hebben gemaakt tegen de aanslag. Vervolgens heeft het kabinet besloten om deze groep geen compensatie te bieden. Dit besluit heeft geleid tot zeer veel reacties van niet-bezwaarmakers bij de Belastingdienst. De Bond voor Belastingbetalers, de koepelorganisaties voor belastingadviseurs en de Consumentenbond willen procederen over de rechtsvraag of aan alle belastingplichtigen rechtsherstel moet worden geboden. Zij voeren argumenten aan, die niet aan de orde zijn geweest in het arrest van de Hoge Raad van mei. Na overleg met deze organisatie stelt het kabinet voor om een procedure ‘massaal bezwaar plus’ in te richten. Daarmee wordt het mogelijk om een procedure massaal bezwaar aan te wijzen wanneer dezelfde rechtsvraag van belang is voor de beslissing op een groot aantal verzoeken tot ambtshalve vermindering. Ook wordt het mogelijk verzoeken om ambtshalve vermindering onder een reguliere procedure massaal bezwaar te brengen. Net zoals bij de reguliere procedure massaal bezwaar wordt een aantal zaken geselecteerd en aan de belastingrechter voorgelegd. De rest van de verzoeken wordt aangehouden en na afloop van de procedure met één collectieve beslissing afgedaan. Voor de procedure ‘massaal bezwaar plus’ is een wetswijziging nodig. Hiertoe komt er een nota van wijziging op het Belastingplan 2023.
De staatssecretaris van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer toegezegd dat alle niet-bezwaarmakers met box 3 inkomen over de jaren 2017-2020 in aanmerking komen voor compensatie, mocht de Hoge Raad de belastingplichtigen in een nieuwe zaak in het gelijk stellen. Niet-bezwaarmakers hoeven geen verzoek om ambtshalve vermindering in te dienen. De termijn voor een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag over het belastingjaar 2017 loopt op 31 december 2022 af.
Afwaardering regresvordering niet ten laste van inkomen in box 1
Tot het inkomen in box 1 van de inkomstenbelasting behoort het resultaat uit een of meer werkzaamheden. Als werkzaamheid wordt aangemerkt het hebben van een vordering op een vennootschap waarin de crediteur een aanmerkelijk belang heeft. Een regresvordering die voortvloeit uit een door een aanmerkelijkbelanghouder verstrekte borgstelling is een zodanige schuldvordering. Omdat de regresvordering rechtstreeks samenhangt met de verplichting om de crediteur van de hoofdschuldenaar te betalen als de borgstelling wordt ingeroepen, behoort deze verplichting tot het werkzaamheidsvermogen. De betalingsverplichting ontstaat door het aangaan van de borgstelling en behoort vanaf dat moment tot het werkzaamheidsvermogen. Op het tijdstip waarop de aanmerkelijkbelanghouder uit hoofde van de borgstelling aan de crediteur een bedrag voldoet, onttrekt hij dat bedrag aan zijn overige vermogen. Die onttrekking vormt een storting in zijn werkzaamheidsvermogen. Het verschil tussen de betaling aan de crediteur en de waarde van de regresvordering komt ten laste van het resultaat uit de werkzaamheid.
Een aanmerkelijkbelanghouder verstrekte een borgstelling aan de bank voor een aan een dochtermaatschappij van de vennootschap verstrekte financiering. De borgstelling is in 2008 aangegaan. In 2009 ging de dochtermaatschappij failliet. Na de verkoop van de aandelen in de vennootschap in 2010 is de borg door de bank aangesproken. Uiteindelijk heeft de voormalige aanmerkelijkbelanghouder in 2015 en 2016 bedragen aan de bank betaald uit hoofde van de borgstelling. Naar het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden is met het eindigen van het aanmerkelijk belang in 2010 ook de terbeschikkingstelling geëindigd. Vanaf dat moment wordt immers niet meer voldaan aan de wettelijke criteria van de terbeschikkingstellingsregeling. De stelling dat de terbeschikkingstelling voortduurt tot het moment van daadwerkelijke betaling vindt geen steun in het recht. De afwaardering van de regresvordering leidt niet tot een aftrekbaar verlies in box 1.
Omzetbelasting
Wanneer ontstaat door verbouwing een nieuw gebouw?
Bij de verkrijging van een in Nederland gelegen onroerende zaak is in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Er geldt een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor het geval de verkrijging plaatsvindt krachtens een met omzetbelasting belaste levering. Daarvan is sprake bij de levering van een nieuw gebouw. Door verbouwing van een bestaand gebouw kan een nieuw gebouw ontstaan. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft aan de Hoge Raad de vraag voorgelegd aan de hand van welke criteria moet worden beoordeeld of door verbouwing een nieuwe onroerende zaak is ontstaan. Is dat op grond van:
- wijzigingen in de bouwkundige identiteit of de uiterlijke herkenbaarheid;
- wijzigingen in de bouwkundige constructie;
- wijzigingen in functie in de zin van aanwendingsmogelijkheden;
- de grootte van de gedane investeringen en/of de door verbouwing gerealiseerde meerwaarde; of
- (mede) aan de hand van andere criteria?
In de Wet op de omzetbelasting is bepaald dat de ingebruikneming na verbouwing van een gebouw wordt aangemerkt als eerste ingebruikneming wanneer door de verbouwing een nieuw gebouw is ontstaan. In dat geval is de levering van het verbouwde gebouw vóór, op of uiterlijk twee jaren na het tijdstip van die ingebruikneming na de verbouwing van rechtswege belast met omzetbelasting. Het resultaat van de verbouwing moet op één lijn kunnen worden gesteld met een nieuw gebouw.
Volgens de Hoge Raad moet worden vastgesteld wat er in bouwkundig opzicht met het bestaande gebouw is gebeurd. Alleen wijzigingen in de bouwkundige constructie kunnen de conclusie rechtvaardigen dat een verbouwing zo ingrijpend is geweest dat daardoor in wezen een nieuw gebouw is ontstaan. Dat is niet snel aan de orde en moet aan de hand van omstandigheden worden vastgesteld.
Vennootschapsbelasting
Toepassing liquidatieverliesregeling
Er geldt een uitzondering op de toepassing van de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting voor liquidatieverliezen. Dat zijn verliezen op deelnemingen, die tot uitdrukking komen nadat de vennootschap, waarin wordt deelgenomen, is ontbonden. Het liquidatieverlies is het bedrag waarmee het voor de deelneming opgeofferde bedrag het totaal van de liquidatie-uitkeringen overtreft. Door de liquidatieverliesregeling kan de deelnemende vennootschap verliezen van een dochtervennootschap verrekenen, die de dochtervennootschap zelf niet meer kan verrekenen.
Volgens de Hoge Raad is de liquidatieverliesregeling onverkort van toepassing op een verlies, dat is toe te rekenen aan een periode waarin de belastingplichtige nog niet belastingplichtig was voor de vennootschapsbelasting. Door de invoering van de Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen zijn veel overheidsondernemingen per 1 januari 2016 belastingplichtig geworden. Deze wet bevat geen bijzondere bepaling waardoor de liquidatieverliesregeling geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is als een voor de inwerkingtreding van deze wet gehouden deelneming na 1 januari 2016 wordt geliquideerd. Er is geen reden voor de rechter om een voor aftrek in aanmerking komend liquidatieverlies op grond van een redelijke wetstoepassing te beperken tot het gedeelte van het verlies dat is toe te rekenen aan de periode waarin de deelnemende vennootschap belastingplichtig is. Bij de aanvang van de belastingplicht waren de deelnemingen op nihil gewaardeerd. Die waardering bij de aanvang van de belastingplicht doet voor de liquidatieverliesregeling niet ter zake.
Sociale verzekeringen
Wel of niet duurzaam arbeidsongeschikt?
Iemand is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt volgens de Wet WIA als hij niet meer dan 20% kan verdienen van het maatmaninkomen per uur. Onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie of een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat. De verzekeringsarts dient zich een oordeel te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen van de verzekerde. De inschatting van de kans op herstel dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn.
Het UWV heeft aan een werkneemster een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 100%. Het bezwaar van de werkneemster tegen dit besluit is ongegrond verklaard. Omdat volgens het UWV geen sprake is van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid, is geen IVA-uitkering toegekend. De rechtbank heeft het beroep van de werkneemster tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat het UWV deugdelijk heeft onderbouwd dat de werkneemster niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De artsen van het UWV hebben aangegeven waarom niet kan worden uitgesloten dat er een substantiële verbetering van de benutbare mogelijkheden van de werkneemster kan optreden. Dit standpunt is door de werkneemster niet met medische gegevens weersproken of anderszins gemotiveerd in twijfel getrokken.
In hoger beroep herhaalde de werkneemster wat zij in beroep al had aangevoerd. De Centrale Raad van Beroep deelt het oordeel van de rechtbank dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van het besluit van het UWV. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
Subsidies
Wijziging subsidieregelingen elektrische auto en emissieloze bestelauto
De staatssecretaris van I en W heeft de subsidieregelingen elektrische personenauto’s particulieren (SEPP) en emissieloze bedrijfsauto’s (SEBA) gewijzigd met ingang van 1 januari 2023. De begin- en einddata van beide regelingen worden gewijzigd. Subsidie kan worden aangevraagd met ingang van 10 januari 2023 tot uiterlijk 29 december 2023 en met ingang van 9 januari 2024 tot uiterlijk 27 december 2024. De SEPP vervalt per 1 januari 2025. In 2025 kan de SEBA worden aangevraagd met ingang van 7 januari. Nadat bekend is gemaakt dat het subsidieplafond van een jaar is bereikt, kunnen er geen aanvragen meer worden ingediend. Het subsidieplafond van de SEBA voor 2023 is vastgesteld op € 33 miljoen.
Het plafond van 400 voertuigen per aanvrager in de SEBA vervalt.
Uitbreiding borgstellingsregeling mkb-kredieten
De subsidiemodule Borgstelling mkb-kredieten (BMKB) wordt uitgebreid met een faciliteit om de verduurzaming van het mkb te stimuleren. De BMKB-Groen biedt een oplossing voor de financieringsproblemen waar mkb-ondernemers mee te maken kunnen krijgen bij verduurzamingsinvesteringen. Het gaat bij deze investeringen om relatief hoge bedragen en lange terugverdientijden. Voor de BMKB-Groen geldt een verhoogde garantie van 67,5%. Tegelijk wordt de provisie verlaagd.
Wijziging regeling STAP-budget
De minister van SZW heeft de subsidieregeling STAP-budget gewijzigd. Het subsidieplafond voor het vijfde aanvraagtijdvak van 2022 is verhoogd met € 10,8 miljoen tot € 49,25 miljoen. Het vijfde aanvraagtijdvak loopt van november 2022 tot 1 januari 2023. Volgens het UWV, de uitvoerder van de subsidieregeling, is voor dit tijdvak geen subsidie meer beschikbaar. Op 2 januari 2023 start het volgende aanvraagtijdvak.
Ter verduidelijking van de regeling is toegevoegd dat een scholing marktconform en arbeidsgericht moet zijn om in aanmerking te komen voor subsidie. De begrippen marktconform en arbeidsgericht worden in de regeling uitgelegd. Marktconform wil zeggen dat de catalogusprijs van een scholing overeen dient te komen met de prijs van een vergelijkbare scholing die zonder subsidie kan worden gevolgd. Of een scholing arbeidsmarktgericht is, wordt vastgesteld aan de hand van het afwegingskader arbeidsmarktgerichtheid.
Verder zijn de taken van de Toetsingskamer STAP duidelijker omschreven in de regeling.
Reactie plaatsen
Reacties