Nieuwsbrief 17 november 2022

Belastingplan

 

Belastingplan 2023 aangenomen door Tweede Kamer

De Tweede Kamer heeft op 10 november 2022 het pakket Belastingplan 2023 aangenomen. Ook de al voor Prinsjesdag ingediende wetsvoorstellen Fiscale verzamelwet 2023 en Wet implementatie EU-richtlijn gegevensuitwisseling digitale platformeconomie zijn aangenomen. Het wetsvoorstel overgangsperiode bij de invoering van een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens is aangehouden.

Wel zijn in de ingediende voorstellen enkele wijzigingen aangebracht.

  • De toepassing van een verlaagd tarief van de energiebelasting en de uitzondering van de opslag duurzame energie- en klimaattransitie voor laadpalen voor elektrische voertuigen is verlengd tot 1 januari 2025.
  • De accijns op rooktabak wordt per 1 april 2023 en per 1 april 2024 verder verhoogd. Het tarief per 1 april 2023 komt uit op € 216,64 en per 1 april 2024 op € 266,98 per kilogram rooktabak.
  • Het algemene tarief van de kansspelbelasting wordt verder verhoogd met 0,2 procentpunt tot 29,5%.  
  • Met ingang van 1 januari 2024 wordt de eerste schijf in de energiebelasting voor aardgas in tweeën gedeeld. De nieuwe eerste schijf loopt van 0 tot 1.200 m3. De nieuwe tweede schijf loopt van 1.200 tot 170.000 m3. Ook de eerste schijf in de energiebelasting voor elektriciteit wordt per 1 januari 2024 opgedeeld. De eerste schijf loopt dan tot 2.900 kWh. De tweede schijf loopt van 2.900 tot 10.000 kWh.
  • De voorgestelde verhoging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken per 1 januari 2023 gaat niet door. Dat geldt ook voor de verhoging van het laagste tarief van de bieraccijns per 1 januari 2023.
  • De anti-peildatumarbitragebepaling uit de Overbruggingswet box 3 wordt in 2024 geëvalueerd.
  • De voorgestelde verruiming van het lage-inkomensvoordeel (LIV) voor 2024 is vervallen.


Lees meer  
 

Inkomstenbelasting

 

Eigenwoningforfait en arbeidskorting 2023
In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën het percentage van het eigenwoningforfait en de hoogte van de arbeidskorting voor 2023 bekendgemaakt.

Eigenwoningforfait

Het eigenwoningforfait wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de ontwikkeling van het indexcijfer van de woninghuren en de ontwikkeling van de woningwaarden. Deze indexering leidt tot een verlaging van het forfait met 0,05%-punt ten opzichte van 2022. Op grond van het Belastingplan 2019 wordt het forfait met ingang van 1 januari 2023 beleidsmatig verlaagd met 0,05%-punt, waardoor het uitkomt op 0,35%.

Arbeidskorting

De tabelcorrectiefactor voor 2023 bedraagt 1,063. De wettelijke indexering van de arbeidskorting wordt niet alleen door de tabelcorrectiefactor bepaald, maar ook door de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon. De arbeidskorting voor het jaar 2023 ziet er als volgt uit.

Arbeidsinkomen                                       Arbeidskorting                                                                                                Maximum bedrag

 tot € 10.740                                                8,231% van het arbeidsinkomen                                                                      €    884

 € 10.740 tot en met € 23.201          € 884 plus 29,861% van het meerdere arbeidsinkomen                   € 4.605

 € 23.202 tot en met € 37.691          € 4.605 plus 3,085% van het meerdere arbeidsinkomen                  € 5.052

 € 37.691 tot en met € 115.294       € 5.052 min 6,51% van het meerdere arbeidsinkomen                        n.v.t.

 vanaf € 115.295                                       nihil

 


Lees meer  
 

Wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap

Het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap is in behandeling bij de Eerste Kamer. De staatssecretaris van Financiën heeft de memorie van antwoord naar de Kamer gestuurd. In de memorie van antwoord gaat de staatssecretaris in op vragen en opmerkingen van de Kamerleden. Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, zullen schulden van een aanmerkelijkbelanghouder aan zijn vennootschap worden aangemerkt en belast als dividend voor zover de schulden meer bedragen dan € 700.000. Eigenwoningschulden bij de eigen vennootschap zijn uitgezonderd. De fiscale motieven voor het lenen van de eigen vennootschap rechtvaardigen geen civielrechtelijk verbod op het verstrekken van leningen door een vennootschap aan een aanmerkelijkbelanghouder. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel op 1 januari 2023 in werking treedt. De eerste peildatum voor de beoordeling van de hoogte van de schulden aan de eigen vennootschap is dan 31 december 2023. Tot die datum hebben aanmerkelijkbelanghouders de tijd om hun schuldpositie aan te passen. Tussen de aankondiging en de materiële werking van de maatregel zit een termijn van ruim vijf jaar. Die termijn acht het kabinet voldoende.


Lees meer  
 

Omzetbelasting

 

Pro rata aftrek voorbelasting

Ondernemers mogen de omzetbelasting, die andere ondernemers in rekening hebben gebracht, in mindering brengen op de af te dragen omzetbelasting. Het recht op aftrek van voorbelasting is beperkt tot het gebruik van de afgenomen goederen en diensten door de ondernemer voor met omzetbelasting belaste prestaties. Bij gemengd gebruik voor belaste en vrijgestelde prestaties vindt de aftrek van voorbelasting plaats naar rato van de omzetverhouding. Het is mogelijk om het aftrekbare gedeelte van de voorbelasting te bepalen aan de hand van het werkelijke gebruik van de afgenomen goederen en diensten. Daartoe is vereist dat het werkelijke gebruik berust op objectieve en nauwkeurige gegevens. 

Hof Den Bosch heeft in een procedure geoordeeld dat voor de berekening van het aftrekbare gedeelte op basis van het werkelijke gebruik voldoende is dat dit leidt tot een nauwkeuriger resultaat dan volgens de omzetverhouding. De procedure betreft een fiscale eenheid voor de omzetbelasting die het bankbedrijf uitoefent. De groep verricht zowel vrijgestelde als met omzetbelasting belaste prestaties. Alle door de groep aangeschafte goederen en diensten worden zowel voor belaste als voor vrijgestelde prestaties gebruikt.

Volgens de Hoge Raad geeft het oordeel van het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Om de aftrek van voorbelasting te baseren op het werkelijke gebruik dient het werkelijke gebruik van alle gemengde kosten, waarop omzetbelasting drukt, te worden bepaald volgens dezelfde representatieve sleutel. In het geval van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting dient het werkelijke gebruik van alle gemengd gebruikte goederen en diensten door alle personen en lichamen, die deel uitmaken van die fiscale eenheid, als geheel genomen af te wijken van de aftrek voor de gehele fiscale eenheid naar rato van de omzetverhouding. In de zogenaamde bankenresolutie heeft de staatssecretaris van Financiën hierop een aantal uitzonderingen gemaakt. Volgens deze resolutie mogen de regels voor het bepalen van de aftrek van voorbelasting voor gemengd gebruikte goederen en diensten per afzonderlijk bankbedrijf binnen een fiscale eenheid worden toegepast.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.


Lees meer  
 

In wezen nieuwbouw

De verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken is belast met overdrachtsbelasting. De levering van nieuwe onroerende zaken is belast met omzetbelasting. In die gevallen geldt een vrijstelling van overdrachtsbelasting. Discussie over de vraag of overdrachtsbelasting dan wel omzetbelasting is verschuldigd ontstaat vaak bij de levering van een onroerende zaak na verbouwing. Wanneer door de verbouwing in wezen een nieuw gebouw is ontstaan, is omzetbelasting verschuldigd.

Of in wezen een nieuw gebouw is ontstaan, moet worden beoordeeld aan de hand van wat er in bouwkundig opzicht met het bestaande gebouw is gebeurd. De verbouwing moet door wijzigingen in de bouwkundige constructie zo ingrijpend zijn dat daardoor een nieuw gebouw is ontstaan. Of dat het geval is, hangt af van de omstandigheden. Factoren zoals een functiewijziging, de identiteit, herkenbaarheid of naamsbekendheid van een gebouw voor en na de verbouwing kunnen aanwijzingen zijn voor de constatering dat een nieuw gebouw is ontstaan. Deze factoren zijn volgens de Hoge Raad echter niet doorslaggevend en evenmin noodzakelijk.

Hof Den Bosch heeft in een procedure geoordeeld dat de verbouwing van een oud fabriekspand niet tot een nieuw gebouw heeft geleid. Het hof vond van belang dat het geleverde deel van het verbouwde pand de identiteit van de voormalige fabriek heeft behouden en dat het gebouw nog steeds onder de naam van de oude fabriek bekend staat. Het feit dat bedrijfseconomische en bouwtechnische keuzes hebben geleid tot aanzienlijke constructieve aanpassingen en bijbehorende investeringen vond het hof niet van belang. Door niet de omvang van de bouwkundige veranderingen doorslaggevend te achten is het hof volgens de Hoge Raad uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. De werkzaamheden hebben geleid tot ‘in wezen nieuwbouw’ en dus tot een vervaardigd gebouw.


Lees meer  
 

Sociale verzekeringen

 

AOW-leeftijd in 2028 naar 67 jaar en 3 maanden
De leeftijd waarop iemand recht heeft op een AOW-uitkering en de leeftijd waarop iemand recht op een AOW-uitkering begint op te bouwen, zijn gekoppeld aan de ontwikkeling van de levensverwachting. Op dit moment bedraagt de AOW-leeftijd 67 jaar en de aanvangsleeftijd 17 jaar. Afhankelijk van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd worden deze leeftijden aangepast.

Het CBS heeft recent de raming van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd voor 2028 en 2034 bekend gemaakt. In 2028 bedraagt de geschatte levensverwachting op 65-jarige leeftijd 21,05 jaar. In 2034 is dit 21,73 jaar. De AOW-leeftijd voor 2028 wordt op grond van deze prognose en de daarvoor geldende formule vastgesteld op 67 jaar en 3 maanden. De aanvangsleeftijd voor 2028 wordt vastgesteld op 17 jaar en 3 maanden.

De pensioenrichtleeftijd is op een vergelijkbare manier gekoppeld aan de levensverwachting, maar stijgt anders dan de AOW-leeftijd met stappen van een heel jaar. Op grond van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2034 blijft de pensioenrichtleeftijd in 2024 68 jaar. Wanneer de Wet toekomst pensioenen zoals beoogd per 1 juli 2023 in werking treedt, is de fiscale pensioenrichtleeftijd alleen nog van belang voor het dan geldende overgangsrecht.


Lees meer  
 

Bijdrageloon en premiepercentages Zvw 2023

De minister van VWS heeft de bedragen van het bijdrageloon en het bijdrage-inkomen voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor 2023 vastgesteld op € 66.956. Dit bedrag is gelijk aan het maximumpremieloon voor de werknemersverzekeringen voor 2023. De premie voor de Zvw voor inhoudingsplichtigen is vastgesteld op 6,68%. In 2022 is dit 6,75%. In andere gevallen bedraagt de premie 5,43%. In 2022 geldt een percentage van 5,55 van het bijdrage-inkomen.


Lees meer  
 

Subsidies

 

Verlenging Garantie ondernemingsfinanciering en Garantstelling gericht op bankgaranties

De subsidiemodules Garantie ondernemingsfinanciering en Garantstelling gericht op bankgaranties (GO) zijn onderdeel van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. De subsidiemodules GO zouden per 1 juli 2023 vervallen. De looptijd is met twee jaar verlengd tot 1 juli 2025.

Op grond van de subsidiemodules GO kunnen banken een garantstelling van de Nederlandse Staat verkrijgen voor kredieten die zij verstrekken aan ondernemers. De subsidiemodules GO gelden zowel voor mkb-bedrijven als grote bedrijven. Ook bevatten de subsidiemodules GO een faciliteit waardoor de Nederlandse Staat garant kan staan voor door banken af te geven garanties voor de nakoming van contractuele verplichtingen van een onderneming. Voor de garantstelling wordt een kostendekkende premie geheven.


Lees meer  
 

Nadere uitwerking TEK

De minister van EZK heeft een brief met een nadere uitwerking van de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) naar de Tweede Kamer gestuurd. De TEK is een regeling voor de groep energie-intensieve mkb-ondernemers. Deze bedrijven kenmerken zich door een relatief hoog energieverbruik voor het vervaardigen van hun producten. Aanvankelijk gold een drempel voor de energiekosten van 12,5% van de omzet van de onderneming. In de nadere uitwerking is de minimumeis van energie-intensiteit gedaald van 12,5 naar 7% van de omzet.

Mkb-ondernemingen, die aan deze eis voldoen, ontvangen bij een verbruik van meer dan 5.000 m³ of 50.000 kWh een vergoeding van maximaal € 160.000 via de TEK. De compensatie bedraagt 50% van de energiekostenstijging boven een vastgestelde drempelprijs. Voor landbouwbedrijven gold aanvankelijk een lagere maximumvergoeding van € 62.000. Door verhoging van het tijdelijke EU-staatssteunkader voor landbouwbedrijven geldt nu ook voor deze sector een maximum van € 160.000.


Lees meer  
 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.