Nieuwsbrief 4 november 2022

Algemeen

 

UBO-register voor trusts

Met ingang van 1 november 2022 moeten beheerders van trusts, fondsen voor gemene rekening en dergelijke hun uiteindelijk belanghebbenden (UBO's) registreren in het UBO-register trusts.

Een trust is een juridische constructie, die in het leven wordt geroepen door de oprichter of settlor, waarbij goederen worden toevertrouwd aan een beheerder, de trustee, ten behoeve van één of meerdere begunstigden. Alleen de trustee van een trust, of degene die in een soortgelijke juridische constructie een vergelijkbare positie heeft als een trustee in een trust, kan de registratie van UBO's verrichten. De trustee is zelf ook een UBO van de trust. Bestaande trusts dienen hun UBO’s uiterlijk 1 februari 2023 te hebben geregistreerd. Het UBO-register trusts wordt beheerd door de Kamer van Koophandel.


Lees meer  
 

Inkomstenbelasting

 

Eigen woning via afgezonderd particulier vermogen
De bezittingen en schulden en de opbrengsten en uitgaven van een afgezonderd particulier vermogen worden onder voorwaarden toegerekend aan degene die deze vermogensbestanddelen heeft afgezonderd.

Hof Den Haag heeft onlangs geoordeeld dat een stichting terecht als afgezonderd particulier vermogen is aangemerkt. Volgens het hof heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat met de stichting een meer dan bijkomstig particulier belang wordt beoogd. De stichting is opgericht door een broer en een zus. De zus heeft haar eigen woning aan de stichting verkocht. De stichting bleef de koopsom schuldig. Aanvankelijk werd de woning verhuurd aan de zus, maar later aan derden. Volgens het hof was de woning, ondanks de verkoop aan de stichting, een eigen woning van de zus in de periode dat zij daar woonde.

In cassatie tegen de uitspraak van het hof werd aangevoerd dat bij de toerekening van een afgezonderd particulier vermogen moet worden aangesloten bij de civielrechtelijke kwalificatie van de bezittingen en schulden. Op grond daarvan zou voor de zus na de verkoop van de woning de eigenwoningregeling niet meer van toepassing kunnen zijn.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Met de wettelijke regeling is bedoeld dat vermogensbestanddelen in een afgezonderd particulier vermogen dezelfde fiscale behandeling krijgen als vermogensbestanddelen die niet zijn afgezonderd. De inbrenger wordt geacht de afgezonderde vermogensbestanddelen gedurende zijn leven onverkort te blijven bezitten. Met de bedoeling van de wetgever is niet in overeenstemming om een tot een afgezonderd particulier vermogen behorende woning, die eerder een eigen woning vormde voor de inkomstenbelasting, toe te rekenen aan box 3 in plaats van aan box 1. Het hof heeft de woning na de afzondering in de stichting terecht aangemerkt als eigen woning van de zus.


Lees meer  
 

Vennootschapsbelasting

 

Wetsvoorstel tijdelijke solidariteitsbijdrage fossiele sector

De staatssecretaris van Financiën heeft een wetsvoorstel ter invoering van een tijdelijke solidariteitsbijdrage voor de fossiele sector naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze belasting is een extra heffing om de overwinsten als gevolg van de gestegen energietarieven te belasten. De doelgroep van de tijdelijke solidariteitsbijdrage bestaat uit bedrijven met activiteiten in de ruwe olie, aardgas, kolen en de raffinage van aardolie, de zogenaamde fossiele sector.

De opbrengst van de solidariteitsbijdrage zal worden gebruikt voor de bekostiging van het energieplafond voor kleinverbruikers. Het is de bedoeling dat deze solidariteitsbijdrage wordt ingevoerd met terugwerkende kracht over het jaar 2022. Voor de jaren 2023 en 2024 geldt een aanvullende mijnbouwheffing voor deze sector.

Uitgangspunt voor de berekening van de overwinst is de gemiddelde winst voor de vennootschapsbelasting van de afgelopen vier jaar. Het deel van de winst voor de vennootschapsbelasting over het jaar 2022 dat groter is dan 120% van de gemiddelde winst over de jaren 2018 tot en met 2021 wordt aangemerkt als overwinst. De overwinst is aanvullend belast tegen een tarief van 33%.


Lees meer  
 

Arbeidsrecht

 

Recht op betaald verlof tijdens ziekte

In een Europese richtlijn is bepaald dat werknemers binnen de EU recht hebben op vakantie met behoud van loon gedurende ten minste vier weken per jaar. Deze minimumperiode van de jaarlijkse vakantie met behoud van loon mag niet door een financiële vergoeding worden vervangen, behalve bij beëindiging van het dienstverband. Volgens de Nederlandse wet heeft een werknemer die door ziekte niet kan werken, gedurende 104 weken ten minste recht op 70% van zijn loon.

Het Hof van Justitie EU heeft prejudiciële vragen beantwoord over dit voorschrift in het geval van langdurige arbeidsongeschiktheid van een werknemer. De procedure betreft een werknemer van de Belastingdienst. Volgens het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) heeft een rijksambtenaar recht op verlof met volledige betaling van zijn loon. Gedurende het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid heeft een rijksambtenaar recht op 70% van zijn loon. Het ARAR bepaalt dat een arbeidsongeschikte rijksambtenaar gedurende het tweede ziektejaar recht heeft op 100% van zijn loon voor de uren dat hij passende arbeid heeft verricht of zou hebben verricht indien die arbeid hem zou zijn aangeboden. Over de periode van vakantie in het tweede ziektejaar ontving de werknemer van de Belastingdienst minder dan 100% van zijn reguliere loon. De Rechtbank Overijssel heeft aan het Hof van Justitie EU de vraag voorgelegd of dit in overeenstemming met het Europese recht is.

Volgens het Hof van Justitie EU kan het recht van een werknemer op een minimale jaarlijkse vakantie met behoud van loon niet worden beperkt op de grond dat hij wegens ziekte zijn verplichting tot het verrichten van arbeid niet kon nakomen. Wanneer het loon, dat uitbetaald wordt tijdens de jaarlijkse vakantie, lager ligt dan het normale loon, wordt de werknemer er wellicht van weerhouden zijn jaarlijks betaald verlof op te nemen.

Het Hof van Justitie EU stelt vast dat de werknemer in deze procedure tijdens zijn vakantie in dezelfde economische positie verkeerde als tijdens de periode waarin hij heeft gewerkt. Toch meent het Hof van Justitie EU dat zijn recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon afhankelijk wordt gesteld van de verplichting om gedurende die periode voltijds te hebben gewerkt. Het loon tijdens de vakantie is immers lager dan wanneer de werknemer gedurende de voorafgaande periode niet arbeidsongeschikt was geweest.

Omdat arbeidsongeschiktheid in beginsel een omstandigheid is die onvoorzienbaar en onafhankelijk van de wil van de werknemer is, is het Hof van Justitie EU van oordeel dat werknemers die tijdens de referentieperiode arbeidsongeschikt waren voor het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon in een vergelijkbare positie verkeren als werknemers die in die periode daadwerkelijk hebben gewerkt.

Het arrest van het Hof van Justitie EU houdt in dat het loon van een arbeidsongeschikte werknemer tijdens zijn vakantie niet mag worden gekort ten opzichte van het reguliere loon van de werknemer.


Lees meer  
 

Hoger beroep tegen ontbinding arbeidsovereenkomst

De kantonrechter heeft een arbeidsovereenkomst ontbonden op de grond van (ernstige) verwijtbaarheid van de werkneemster. De werkneemster heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de kantonrechter met een beroep op het opzegverbod bij ziekte.

De werkneemster heeft zich op de eerste werkdag na haar verlof via e-mail ziekgemeld. De werkgever heeft daarna, ondanks vele pogingen daartoe, geen contact meer kunnen krijgen met de werkneemster. Zij is tweemaal uitgenodigd voor het spreekuur van de bedrijfsarts, maar is daar niet verschenen. De werkgever heeft de loonbetaling opgeschort en vervolgens de kantonrechter gevraagd om ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

In hoger beroep verzocht de werkneemster om betaling van achterstallig salaris/ziekengeld en om inachtneming van de opzegtermijn. Deze verzoeken zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de werkneemster deze verzoeken in eerste aanleg bij de kantonrechter had moeten doen. Dergelijke verzoeken kunnen niet voor het eerst in hoger beroep worden gedaan.

Ten aanzien van het opzegverbod bij ziekte oordeelt Hof Arnhem-Leeuwarden als volgt. In beginsel kan een werkgever de arbeidsovereenkomst niet opzeggen tijdens ziekte. Desondanks kan de kantonrechter een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toewijzen als dat verzoek geen verband houdt met omstandigheden die betrekking hebben op dat opzegverbod. In dit geval heeft de werkgever aangevoerd dat de werkneemster na haar ziekmelding niet bereikbaar was. Dat is in strijd met de voorschriften uit het personeelshandboek die op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn. Volgens het hof moet in ieder geval een deel van de verzoeken en mededelingen van de werkgever de werkneemster hebben bereikt. De enkele omstandigheid dat zij vanwege haar fysieke en geestelijke toestand niet bezig was met haar werk en haar Whatsapp-berichten en e-mails niet heeft gelezen, wil niet zeggen dat zij die berichten niet heeft ontvangen. De werkneemster wordt geacht die berichten te hebben gelezen.

Het hof onderschrijft het oordeel van de kantonrechter dat de werkneemster zich ernstig verwijtbaar heeft gedragen.


Lees meer  
 

Overdrachtsbelasting

 

Vrijstelling overdrachtsbelasting bij overdracht onderneming

Bij de verkrijging van onroerende zaken in Nederland is overdrachtsbelasting verschuldigd. Er geldt een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de verkrijging van onroerende zaken die behoren tot en dienstbaar zijn aan een onderneming. Voorwaarden zijn dat de zaken worden overgedragen door een ondernemer aan een of meer van zijn kinderen en dat deze kinderen de onderneming voortzetten.

De vraag in een procedure voor de rechtbank Zeeland-West-Brabant is of deze vrijstelling ook kan worden toegepast op de verkrijging door een rechtspersoon, waarvan de aandelen in handen zijn van de kinderen van de aandeelhouder van de overdragende rechtspersoon. De belanghebbende in deze procedure meende dat de vrijstelling kon worden toegepast met een beroep op de doorkijkarresten van de Hoge Raad. Volgens de inspecteur kan de vrijstelling niet toegepast worden, omdat de vervreemder en de verkrijgers niet kwalificeren voor de vrijstelling. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een onderneming die door de verkrijger wordt voortgezet. Ook is niet in geschil dat op basis van de letterlijke tekst van de wet de vrijstelling niet van toepassing is.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Rechtspersonen behoren niet tot de kring van personen die kwalificeren voor de vrijstelling. Er is geen aanleiding om die kring ruimer op te vatten dan in de wet is omschreven. Het beroep op de doorkijkarresten gaat niet op, omdat daar sprake was van natuurlijke personen als vervreemder en verkrijger. De Hoge Raad heeft in dat geval geoordeeld dat door de vennootschap die werd overgedragen gekeken moet worden. De overdracht van een onroerendezaakrechtspersoon tussen rechtspersonen of tussen natuurlijke personen zijn volgens de rechtbank wezenlijk andere situaties. De doorkijkarresten bieden geen aanknopingspunt voor het in zijn geheel wegdenken van alle rechtspersonen die betrokken zijn bij de transactie.


Lees meer  
 

Startersvrijstelling overdrachtsbelasting

Bij de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken is overdrachtsbelasting verschuldigd. Het tarief van de overdrachtsbelasting bedraagt 8% van de waarde van de onroerende zaak. Voor de verkrijging van een woning, die als hoofdverblijf van de verkrijger gaat dienen, geldt een verlaagd tarief van 2%. Onder voorwaarden is een dergelijke verkrijging vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Deze startersvrijstelling geldt eenmalig voor personen, die meerderjarig maar nog geen 35 jaar oud zijn ten tijde van de verkrijging.

De Rechtbank Zeeland-West-Brabant is van oordeel dat de gehanteerde leeftijdsgrens geen vorm van leeftijdsdiscriminatie inhoudt. De rechtbank wijst erop dat niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen verboden is. Het verbod geldt alleen als een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor de ongelijke behandeling ontbreekt. Op fiscaal gebied heeft de wetgever op dit terrein een ruime beoordelingsvrijheid. Als het niet gaat om onderscheid op basis van aangeboren kenmerken van een persoon dient het oordeel van de wetgever te worden geëerbiedigd, tenzij een redelijke grond ontbreekt.

Uit de memorie van toelichting volgt dat de wetgever met de startersvrijstelling de positie van koopstarters op de woningmarkt wil verbeteren. Uit onderzoek is gebleken dat het merendeel van de starters tussen de 25 en 35 jaar oud is. Met de gekozen leeftijdsgrenzen van meerderjarig en jonger dan 35 jaar is hierbij aangesloten. De leeftijdsgrens van 35 jaar berust op een keuze van de fiscale wetgever waarvan niet kan worden gezegd dat zij evident van iedere redelijke grond is ontbloot.


Lees meer  
 

Sociale verzekeringen

 

No-riskbepaling ZW en gedifferentieerde premie Werkhervattingskas

De no-riskbepaling in de Ziektewet (ZW) is bedoeld om werkgevers te stimuleren om gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers in dienst te nemen. De bepaling houdt in, dat een werknemer, die op de eerste dag na afloop van de wachttijd van de Wet WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt is, gedurende vijf jaar na zijn indiensttreding bij een werkgever vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken wegens ziekte recht heeft op ziekengeld. Voorwaarde voor toepassing van de no-riskbepaling is dat de dienstbetrekking aanvangt binnen vijf jaar na het einde van de wachttijd voor de Wet WIA. Op grond van deze bepaling komt de loondoorbetaling tijdens ziekte van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer gedurende de eerste vijf jaar niet voor rekening van de werkgever.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat het aan een werknemer na het einde van een tweede dienstverband bij een uitzendbureau betaalde ziekengeld onder de no-riskbepaling viel. Het ziekengeld kon niet als last worden toegerekend aan het uitzendbureau voor de berekening van de gedifferentieerde premie Werkhervattingskas. De uitzendcontracten bevatten een uitzendbeding waardoor bij ongeschiktheid tot werken door ziekte de dienstbetrekking met de uitzendkracht van rechtswege eindigt. Tijdens de tweede dienstbetrekking bij het uitzendbureau was nog steeds voldaan aan de eis dat de werknemer voor het einde van de eerste vijfjaarstermijn in dienstbetrekking werkzaamheden is gaan verrichten bij een werkgever. Niet in geschil was dat aan de overige voorwaarden voor toepassing van de no-riskbepaling werd voldaan. Volgens het hof gaat het recht op toepassing van de no-riskbepaling niet verloren doordat de werknemer wegens ziekte eerder tijdelijk uit dienst is gegaan bij het uitzendbureau.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het hof ongegrond verklaard.


Lees meer  
 

Overige heffingen

 

Kamervragen terugleververgoeding zonnestroom

De minister voor Klimaat en Energie heeft Kamervragen beantwoord over de hoogte van de vergoeding voor het terugleveren van met zonnepanelen opgewekte elektriciteit. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van berichten in de media over de verlaging van deze vergoeding door Eneco.

De minister merkt op dat de vergoeding voor teruggeleverde elektriciteit alleen van toepassing is als er meer elektriciteit wordt teruggeleverd dan kan worden gesaldeerd met afgenomen elektriciteit. Eneco heeft meegedeeld dat de verlaging van de terugleververgoeding bij vaste contracten wordt teruggedraaid.

Met de afbouw van de salderingsregeling wordt de redelijke vergoeding, die energieleveranciers moeten betalen voor het terugleveren van elektriciteit, steeds belangrijker voor consumenten met zonnepanelen. De minister is voornemens om het wettelijk minimum van de redelijke vergoeding vast te stellen op 80% van het leveringstarief dat de kleinverbruiker heeft afgesproken met de energieleverancier, exclusief belastingen en heffingen. De redelijke vergoeding wordt voorzien van een absoluut maximum om energieleveranciers te beschermen tegen het verplicht inkopen van elektriciteit tegen een hogere prijs dan de waarde daarvan op het moment van productie.

De verwachting is dat de afbouw van de salderingsregeling de markt voor thuis- en buurtbatterijen zal stimuleren. Een geleidelijke verlaging van de voorgestelde minimumvergoeding moet een verdere stimulans voor deze markt opleveren.

Een dynamische terugleververgoeding, waarbij de opgewekte zonnestroom tegen de actuele prijs aan het net wordt geleverd, maakt het voor de gemiddelde consument lastiger om te beoordelen wat de terugverdientijd van zijn investering in zonnepanelen zal zijn. Dat zou de investering in zonnepanelen kunnen belemmeren.

De minister is in overleg met Energy Storage NL en Netbeheer Nederland over het inpassen van energieopslag om netcongestie op te lossen of te voorkomen.


Lees meer  
 

Formeel recht

 

Niet overleggen recente machtiging

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter een schriftelijke machtiging verlangen van een gemachtigde, die geen advocaat is. Deze bevoegdheid is gegeven om na te kunnen gaan of degene, die zich als gemachtigde namens een belanghebbende aandient, daartoe werkelijk bevoegd is. 

Bij het instellen van beroep tegen een uitspraak op bezwaar heeft de gemachtigde een schriftelijke machtiging overgelegd, die op dat moment drie jaar oud was. De rechtbank heeft gevraagd om een machtiging, die niet ouder is dan één jaar. De rechtbank heeft de gevraagde machtiging niet ontvangen. Daarvoor is geen reden gegeven door of namens de belanghebbende. De rechtbank heeft het beroep zonder inhoudelijke beoordeling niet-ontvankelijk verklaard. Het tegen deze uitspraak ingestelde verzet is door de rechtbank ongegrond verklaard.

In cassatie tegen de uitspraak op verzet heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het de rechtbank vrijstond om aan het uitblijven van een reactie op haar verzoek een recente machtiging over te leggen de gevolgtrekking te verbinden dat het beroep niet-ontvankelijk is.


Lees meer  
 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.