Nieuwsbrief 2 juni 2022

Inkomstenbelasting

Gesplitst bezwaar: deels massaal, deels individueel

De Hoge Raad heeft arrest gewezen in een procedure over de box 3-heffing in de jaren 2017 en 2018. De procedure heeft betrekking op een belastingplichtige wiens bezwaar is gesplitst in een deel dat betrekking heeft op de massaalbezwaarprocedure en een individueel deel. Dat laatste betreft de vraag of de box 3-heffing een individuele buitensporige last vormt.

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat in de jaren 2017 en 2018 voor de belanghebbende geen sprake was van een individuele en buitensporige last. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie op dit onderdeel ongegrond verklaard, omdat het oordeel van het hof niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Het oordeel is deels feitelijk van aard en kan in zoverre in de cassatieprocedure niet op juistheid worden onderzocht.

De belanghebbende voerde verder aan dat de wijze van bepalen van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen in strijd is met het recht op het ongestoord genot van eigendom. Deze rechtsvraag is onderwerp van de massaalbezwaarprocedure. Om die reden heeft het hof zich hier niet over uitgelaten. Dat is in overeenstemming met een arrest van de Hoge Raad van 2 juli 2021.

De Hoge Raad heeft in het kerstarrest van 24 december 2021 de rechtsvraag, die onderwerp was van de massaalbezwaarprocedure, beantwoord. Het forfaitaire stelsel van box 3 leidt voor een belastingplichtige, die wordt geconfronteerd met belastingheffing over een hoger voordeel dan het werkelijk behaalde rendement tot een schending van het recht op het ongestoord genot van eigendom. Daarna heeft de staatssecretaris een collectieve uitspraak gedaan in de massaalbezwaarprocedure. Die bezwaren zijn gegrond verklaard. De inspecteur moet nu binnen zes maanden na de collectieve uitspraak de aanslagen verminderen. Tegen die vermindering staat geen beroep bij de belastingrechter open. Wel kan de belanghebbende een verzoek om ambtshalve (verdere) vermindering van de aanslag indienen. Tegen de gehele of gedeeltelijke afwijzing van dat verzoek staan wel bezwaar en vervolgens beroep open. De rechter kan dan beoordelen of de noodzaak om adequate rechtsbescherming te bieden aanwezig is en zo nodig zelf de omvang van de compensatie vaststellen.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie op dit onderdeel ongegrond verklaard. In deze cassatieprocedure kan niet worden geoordeeld over het aan de belanghebbende te verlenen rechtsherstel.

De Hoge Raad heeft, mede om redenen van proceseconomie, de in het arrest van 2 juli 2021 gegeven rechtsregel genuanceerd. De feitenrechter mag vanaf de datum, waarop de collectieve uitspraak is gedaan, bij de behandeling van het (hoger) beroep dat betrekking heeft op het individuele bezwaar, de gevolgen van die collectieve uitspraak in zijn oordeel betrekken.


Lees meer  
 

Omzetbelasting

Nultarief btw voor groenten en fruit?

In de Tweede Kamer zijn vragen gesteld over het zo snel mogelijk onder het nultarief van de btw brengen van groente en fruit. In het coalitieakkoord is afgesproken om te bezien of het nultarief mogelijk is voor groente en fruit. Het invoeren van het nultarief voor specifieke voedingsmiddelen is volgens de staatssecretarissen van VWS en Financiën complex vanwege de vraag waar de grens voor de toepassing ligt. Dit geldt ook als het criterium ‘onbewerkt’ wordt toegevoegd. Wanneer is sprake van een bewerking? Bij deze afbakeningsvragen speelt het fiscale neutraliteitsbeginsel een rol. Het neutraliteitsbeginsel verzet zich ertegen dat soortgelijke goederen voor de btw ongelijk worden behandeld.

De vragenstellers herinneren eraan dat ten tijde van de coronacrisis het nultarief op mondkapjes zeer snel kon worden ingevoerd. Volgens de staatssecretarissen is het niet mogelijk om de toepassing van het nultarief op onbewerkte groente en fruit voor 1 juli 2022 te regelen.

Een plan van aanpak voor het invoeren van het nultarief op groente en fruit wordt voor de zomer naar de Tweede Kamer gestuurd.


Lees meer  
 

Kamervragen tarief omzetbelasting openbaar vervoer

Op vervoersbewijzen voor het openbaar vervoer is het lage tarief van de btw van toepassing. Dit tarief bedraagt 9%. De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen over het afschaffen van btw op openbaar vervoersdiensten beantwoord. De staatssecretaris wijst op een motie die in de Tweede Kamer is ingediend en waarin wordt gevraagd om het verlaagde tarief op vervoersbewijzen tijdelijk naar 0% te brengen. Het kabinet wacht voorstellen van de Europese Commissie af over btw op treinkaartjes. Die voorstellen worden dit najaar verwacht. Daarnaast wordt dit jaar het verlaagde tarief in algemene zin geëvalueerd door het ministerie van Financiën. De staatssecretaris vindt het verstandig om deze evaluatie af te wachten. Ten slotte wordt momenteel onderzocht welke instrumenten ingezet kunnen worden om de overstap van de auto naar het openbaar vervoer te bevorderen. Naast het aanbod van openbaar vervoer is het tarief één van de bepalende factoren voor de mate waarin mensen daarvan gebruik maken.

Het volledig afschaffen van btw op openbaar vervoer kost tussen € 300 en € 400 miljoen per jaar. Het terugbrengen naar het "oude" verlaagde tarief van 6% kost tussen € 100 en € 133 miljoen per jaar. Automatiseringstechnisch is dit voor de Belastingdienst niet eerder mogelijk dan per 2026.


Lees meer  
 

Arbeidsrecht

Terugbetaling teveel opgenomen verlof

Na de beëindiging van het dienstverband van een werknemer stuurde de werkgever hem een eindafrekening. Die resulteerde in een terug te betalen bedrag van € 385 omdat de werknemer 25 verlofuren te veel had opgenomen. De werknemer gaf geen gehoor aan het verzoek van de werkgever om dit bedrag binnen 30 dagen over te maken. Ook na een aanmaning heeft de werknemer niet betaald.

De kantonrechter heeft de werknemer veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Het verweer van de werknemer was dat de vordering moest worden afgewezen omdat de werkgever zich niet had gehouden aan de afspraak om de te veel opgenomen verlofuren te verrekenen met het salaris over september 2020. Het feit dat de werkgever zich niet aan die afspraak heeft gehouden, doet aan de terugbetalingsverplichting van de werknemer niet af. Dat de werknemer per saldo te veel aan loon heeft ontvangen was niet in geschil.


Lees meer  
 

Sociale verzekeringen

Evaluatie Wet invoering extra geboorteverlof

Op 1 januari 2019 is de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) in werking getreden. Deze wet geeft partners in loondienst na de geboorte van een kind recht op een week doorbetaald geboorteverlof. Sinds 1 juli 2020 hebben partners in loondienst daarnaast recht op vijf weken aanvullend geboorteverlof. Het aanvullende geboorteverlof moet binnen zes maanden na de geboorte van het kind worden opgenomen. Dit kan alleen als eerst de week geboorteverlof is opgenomen. Tijdens het aanvullende verlof ontvangen partners een uitkering van het UWV van 70% van het dagloon. De uitkering is begrensd op 70% van het maximumdagloon. Er heeft inmiddels een eerste evaluatie van de WIEG plaatsgevonden. Uit het evaluatierapport blijkt dat bijna driekwart van de partners, die daarvoor in aanmerking kwamen, gebruik heeft gemaakt van het aanvullende geboorteverlof. 16% heeft alleen de eerste week geboorteverlof opgenomen. Slechts 10% heeft helemaal geen geboorteverlof opgenomen.

Van degenen, die geen aanvullend geboorteverlof opnamen, gaf bijna de helft aan dat de moeder minder ging werken of hiermee stopte. Ruim 40% van deze groep gaf aan, dat gebruik van de regeling financieel niet haalbaar was. In huishoudens met een gezamenlijk inkomen van meer dan € 4.000 netto per maand werd het aanvullend geboorteverlof door 85% van de partners opgenomen. In huishoudens met een lager gezamenlijk inkomen was dit 63%.

Ook de werkgevers zijn ondervraagd, met name over hun ervaringen met de aanvraagprocedure van de uitkering bij het UWV. Driekwart vindt deze procedure eenvoudig tot zeer eenvoudig.

De minister van SZW ziet in de evaluatie geen aanleiding tot wijziging van de WIEG. Wel is nader onderzoek nodig naar de groep, die om financiële redenen geen gebruikmaakt van het aanvullende geboorteverlof. In de evaluatie van de Wet betaald ouderschapsverlof zal ook aandacht worden besteed aan het gebruik, de effecten en de doelmatigheid van het geboorteverlof om het gezamenlijke effect van het geboorteverlof en het betaalde ouderschapsverlof op de arbeidsparticipatie en de verdeling van zorgtaken tussen partners te onderzoeken.


Lees meer  
 

Verhoging percentages uitkering betaald ouderschapsverlof

 

Met ingang van 2 augustus 2022 treedt de Wet betaald ouderschapsverlof in werking. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer is een motie aangenomen om het doorbetalingspercentage te verhogen van 50 naar 70. De minister van SZW heeft in een besluit het uitkeringspercentage overeenkomstig de motie gewijzigd. Dit betekent dat ouders die gebruik maken van de regeling betaald ouderschapsverlof via het UWV 70% van hun dagloon doorbetaald krijgen. De uitkering bedraagt maximaal 70% van het maximum dagloon.


Lees meer  
 

Subsidies

Subsidieregeling aanschaf zero-emissievrachtwagens

De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft de subsidieregeling voor de aanschaf van zero-emissievrachtwagens gepubliceerd. De subsidieregeling heeft de naam AanZET gekregen.

De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de voertuigclassificatie en de omvang van de onderneming die de vrachtwagen aanschaft. Ondernemingen worden verdeeld naar omvang in de categorieën groot, middelgroot en klein. In alle gevallen bedraagt de subsidie een percentage van de verkoopprijs, met inachtneming van een maximumbedrag aan subsidie. De percentages variëren niet alleen naar omvang van de onderneming, maar ook naar voertuigcategorie. Non-profitinstellingen worden gelijkgesteld aan kleine ondernemingen. Het subsidieplafond voor 2022 is € 13,5 miljoen. De regeling loopt van 9 mei 2022 tot en met 8 mei 2027. De regeling wordt uitgevoerd door RVO.nl.

Overzicht subsidies

Omvang onderneming                                       Voertuigclassificatie                                    %              Maximumbedrag

 Groot                                                                  N2                                                                                      12,5               € 17.800

 Middelgroot                                                                                                                                                19                   € 26.800

 Klein en non-profit                                                                                                                                  25                   € 35.700

 Groot                                                                 N3 bakwagenchassis, maximaal 18 ton         15                 € 43.600

 Middelgroot                                                                                                                                                  21,5            € 63.700

 Klein en non-profit                                                                                                                                    28,5            € 84.000

 Groot                                                                  N3 bakwagenchassis boven 18 ton                 16,9            € 56.700

 Middelgroot                                                                                                                                                  24,3            € 81.500

 Klein en non-profit                                                                                                                                    31,7           € 106.300

 Groot                                                                  N3 oplegger-trekker                                                 20              € 72.700

 Middelgroot                                                                                                                                                  28,5          € 102.300

 Klein en non-profit                                                                                                                                    37              € 131.900


Lees meer  
 

Autobelastingen

Uitstoot bifuel auto

Bij de eerste registratie in het kentekenregister van een motorvoertuig moet bpm worden betaald. De bpm is afhankelijk van de CO2-uitstoot van het voertuig. De Advocaat-generaal (A-G) bij de Hoge Raad heeft conclusie genomen over welke CO2-uitstoot van bifuel auto’s bepalend is voor de heffing van bpm. Volgens de wet wordt de CO2-uitstoot op lpg, aardgas of biomethaan gehanteerd als die uitstoot ook is gemeten. De A-G is van mening dat dit ook geldt als de Europese typegoedkeuring die uitstoot niet vermeldt, maar die uitstoot wel is gemeten volgens de voorgeschreven methode.

In de door de A-G besproken casus vermelden de Europese typegoedkeuringen alleen de CO2-uitstoot bij gebruik van benzine. De oorspronkelijke Zweedse kentekenbewijzen vermelden ook de CO2-uitstoot bij gebruik van cng. In het Nederlandse kentekenregister is de CO2-uitstoot op basis van de Europese typegoedkeuring vermeld. Volgens de staatssecretaris van Financiën is die uitstoot bepalend voor de heffing van bpm. Hof Den Haag heeft geoordeeld dat in dit geval de CO2-uitstoot op basis van cng voorrang heeft op de CO2-uitstoot op basis van benzine. Met de Zweedse kentekenbewijzen is naar het oordeel van het hof de CO2-uitstoot op basis van cng aangetoond. Niet in geschil was dat de CO2-uitstoot op de Zweedse kentekenbewijzen volgens EU-regelgeving is vastgesteld.

De A-G meent dat van de in de Zweedse kentekenbewijzen vermelde gegevens moet worden uitgegaan. De conclusie van de A-G is dat het beroep in cassatie van de staatssecretaris ongegrond dient te worden verklaard.


Lees meer  
 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.