Nieuwsbrief 5 mei 2022

Omzetbelasting

Stadspas is voucher voor meervoudig gebruik

De Europese btw-richtlijn maakt onderscheid tussen vouchers voor enkelvoudig gebruik en vouchers voor meervoudig gebruik. Een voucher voor enkelvoudig gebruik is een voucher waarbij de plaats van de levering of dienst, waarop de voucher betrekking heeft, en het bedrag van de verschuldigde btw bekend zijn op het tijdstip van uitgifte. Alle andere vouchers worden aangemerkt als vouchers voor meervoudig gebruik.

De overdracht van een voucher voor enkelvoudig gebruik door een ondernemer wordt beschouwd als de levering of de dienst waarop de voucher betrekking heeft. De feitelijke levering of dienst als tegenprestatie voor het inleveren van de voucher blijft voor de omzetbelasting buiten beschouwing. Als de leverancier of de dienstverrichter een ander is dan de ondernemer die de voucher heeft uitgegeven, wordt een levering of dienst aangenomen door de presterende ondernemer aan de uitgever van de voucher.

Voor een meervoudige voucher geldt dat de feitelijke levering of dienstverrichting in ruil voor (een deel van) de voucher als een aan de heffing van omzetbelasting onderworpen prestatie geldt. De uitgifte of overdracht van een voucher voor meervoudig gebruik is niet aan de heffing van omzetbelasting onderworpen.

Het Hof van Justitie EU heeft een prejudiciële vraag beantwoord over het karakter van een stadspas voor bezoekers van Stockholm. Deze stadspas geeft de houder gedurende een beperkte tijd en tot een bepaald bedrag recht op toegang tot diverse toeristische attracties en op vervoersdiensten. Sommige van de af te nemen diensten zijn belast tegen het lage of het hoge tarief, terwijl andere diensten zijn vrijgesteld van btw. De stadspas wordt gebruikt als betaalmiddel voor de diensten, zonder enige toeslag. De dienstverrichter ontvangt van de uitgevende instantie voor elke toegang of elk gebruik een percentage van de normale prijs. Zodra de waard limiet van de pas is bereikt, kan de houder de pas niet meer gebruiken. Er zijn meerdere versies beschikbaar met verschillende geldigheidsduren en waarde limieten. De geldigheidsduur gaat in zodra de pas voor het eerst wordt gebruikt. De pas moet binnen één jaar na aankoop worden gebruikt.

Volgens het Hof van Justitie EU is een instrument, dat de houder ervan het recht geeft om gedurende een beperkte tijd en tot een bepaald bedrag op een bepaalde plaats gebruik te maken van verschillende diensten, een voucher. Dat geldt ook als een gemiddelde consument wegens de beperkte geldigheidsduur niet van alle aangeboden diensten gebruik kan maken. De stadspas van Stockholm voldoet aan de omschrijving van een voucher. De geldigheidsduur of de mogelijkheid om gebruik te maken van alle diensten die worden aangeboden zijn geen factoren die van belang zijn voor de kwalificatie als voucher in de zin van de btw-richtlijn.

Het Hof van Justitie EU merkt op dat het begrip voucher voor meervoudig gebruik een vangnetfunctie heeft. Alle andere vouchers dan vouchers voor enkelvoudig gebruik zijn vouchers voor meervoudig gebruik. Gezien de diversiteit van aangeboden diensten en de verschillen in behandeling voor de omzetbelasting van de diverse diensten is de stadspas geen voucher voor enkelvoudig gebruik en dus een voucher voor meervoudig gebruik.


Lees meer  
 

Vennootschapsbelasting

Besluit winstsplitsing binnen fiscale eenheid

De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd met zijn standpunt over de winstsplitsing van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting. Het besluit heeft betrekking op de situatie waarin door de aanwezigheid van voorvoegingsverliezen bij de schuldeiser, die deel uitmaakt van een fiscale eenheid waarin ook de schuldenaar is opgenomen, geen sprake is van compenserende heffing die nodig is om toepassing van de renteaftrekbeperking te voorkomen. Het in dit besluit opgenomen standpunt is gebaseerd op een redelijke wetstoepassing. 

Voor de verrekening van voorvoegingsverliezen dient de winst van een fiscale eenheid te worden gesplitst. De winst van tot de fiscale eenheid behorende maatschappijen wordt berekend alsof zij geen deel uitmaken van de fiscale eenheid. De rente over een schuld binnen de fiscale eenheid wordt zichtbaar bij de winstsplitsing. De renteaftrekbeperking kan van toepassing zijn als de schuld verband houdt met bepaalde rechtshandelingen. Door een wettelijke fictie wordt de winst van de fiscale eenheid gecorrigeerd met een bijtelpost, die aan de schuldenaar wordt toegerekend. Een redelijke wetstoepassing brengt in deze specifieke situatie mee dat de corresponderende rentebate in het kader van de winstsplitsing bij de schuldeiser kan worden verrekend met eventuele voorvoegingsverliezen.


Lees meer  
 

Arbeidsrecht

Schending wederindiensttredingsverplichting

Een werknemer in vaste dienst geniet ontslagbescherming. In het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden beëindigd als daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is.

Voor ontslag om bedrijfseconomische redenen is toestemming van het UWV nodig. Het UWV beoordeelt het verzoek van de werkgever alvorens een beslissing te nemen. Als het UWV toestemming heeft gegeven voor ontslag om bedrijfseconomische redenen, mag de werkgever de werkzaamheden van deze werknemer niet binnen 26 weken na de opzegging door een ander laten verrichten, zonder de voormalige werknemer in de gelegenheid te stellen zijn vroegere werkzaamheden te hervatten. Op grond van deze wederindiensttredingsvoorwaarde kan de kantonrechter de opzegging vernietigen of aan de werknemer ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen.

De kantonrechter heeft op verzoek van een ontslagen werkneemster geoordeeld dat haar voormalige werkgever de wederindiensttredingsverplichting heeft geschonden. Volgens haar functieomschrijving was de werkneemster facilitair medewerker. De werkneemster stelde dat zij in de loop der jaren meer taken is gaan uitvoeren en meer verantwoordelijkheid is gaan dragen.

Ter zitting verklaarde de werkgever dat hij niet wist wat de inhoud van de functie van de werkneemster vóór corona was. Ondanks de gemotiveerde betwisting van de werkneemster en het gebrek aan wetenschap hield de werkgever vol dat werkneemster slechts schoonmaakster was. De werkneemster heeft onderbouwd dat zij verantwoordelijk was voor de inkoop van diverse diensten, contacten met nutsbedrijven en catering, en dat zij daarbij al jaren geheel zelfstandig functioneerde.

De kantonrechter stelde vast dat de werkgever vergelijkbare werkzaamheden liet verrichten door een nieuw personeelslid. De werkgever had die werkzaamheden moeten aanbieden aan de werkneemster. Door dat niet te doen heeft de werkgever de voorwaarden waaronder de ontslagvergunning is verleend geschonden.

Gedurende de procedure heeft de werkneemster haar vordering gewijzigd van vernietiging van de opzegging in betaling van een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft de berekening van de billijke vergoeding van de werkneemster overgenomen en de werkgever veroordeeld tot betaling van een bedrag van ruim € 20.000. Daarnaast is de werkgever als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.


Lees meer  
 

Onroerende zaken

Referentieobjecten WOZ-waardering

In een procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of de waarde van een woning te hoog was vastgesteld. De belanghebbende bestreed de vastgestelde waarde aan de hand van drie referentieobjecten die aan dezelfde weg gelegen waren. De waard matrix van de heffingsambtenaar bevatte vijf referentieobjecten, waarvan twee woningen ook op het lijstje van de belanghebbende stonden. Volgens de belanghebbende waren de andere drie door de heffingsambtenaar opgevoerde woningen als referentieobject ongeschikt en heeft de heffingsambtenaar de door de belanghebbende als derde opgevoerde woning ten onrechte niet meegenomen bij de waardebepaling. De heffingsambtenaar had die woning niet meegenomen vanwege de lage verkoopprijs ten opzichte van de andere referentiewoningen. Volgens het hof week de transactieprijs van deze woning zozeer af van de andere prijzen dat deze woning buiten beschouwing moest blijven, omdat een opgaaf van reden voor de lage prijs ontbrak. De heffingsambtenaar heeft onderzocht of sprake was geweest van een onzakelijke transactie, maar dat bleek niet het geval te zijn. Een reden voor de afwijkende transactieprijs heeft hij niet kunnen achterhalen.

Volgens de Hoge Raad is zonder nadere motivering niet begrijpelijk waarom het prijsverschil aanleiding zou moeten zijn om de gegevens met betrekking tot de recente verkoop van deze woning buiten beschouwing te laten. Hof Den Bosch moet de zaak nu verder behandelen.


Lees meer  
 

Successiewet

Erfrechtelijke verkrijging na vaststelling vaderschap

Erfbelasting wordt geheven over de waarde van wat iemand krachtens erfrecht verkrijgt door het overlijden van een persoon, die ten tijde van zijn overlijden in Nederland woonde. Het verkregene wordt in aanmerking genomen naar de waarde, die daaraan op het tijdstip van de verkrijging in het economische verkeer kan worden toegekend. Volgens de Successiewet is navordering van schenk- of erfbelasting mogelijk in gevallen waarin van iemand te weinig belasting is geheven doordat een aan een ander opgelegde aanslag is verminderd.

De vraag in een procedure voor Hof Amsterdam was of deze wetsbepaling alleen van toepassing is als de aanslag van een andere verkrijger wordt verminderd op grond van de uitkomst van een fiscale procedure of ook wanneer de Belastingdienst ambtshalve een vermindering van die aanslag heeft verleend. Het hof leidt uit de tekst van de wet af dat de bepaling ook kan worden toegepast bij ambtshalve verminderingen. Naar het oordeel van het hof is de aanleiding voor de vermindering niet van belang aangezien een beperking daartoe niet in de wettekst is opgenomen. De wetsgeschiedenis leidt niet tot een andere conclusie.

De procedure betrof iemand van wie pas na het overlijden van de erflater kwam vast te staan dat de erflater zijn vader was en hij dus erfgenaam was. De Belastingdienst heeft de aanslagen erfbelasting van de andere verkrijgers verminderd en een navorderingsaanslag opgelegd aan de “nieuwe” erfgenaam. Door het tijdsverloop tussen het overlijden van de erflater en de herverdeling van de nalatenschap ontving de nieuwe erfgenaam een lager bedrag dan waarover de erfbelasting was berekend. De aan hem opgelegde navorderingsaanslag was hoger dan de vermindering van de aanslagen van de andere erfgenamen. 

Volgens het hof was dat terecht, omdat bij de berekening van de belasting was uitgegaan van de waarde op het moment van overlijden van de erflater.

De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd. Voordat het vaderschap van de erflater was vastgesteld, was de belanghebbende geen rechthebbende tot de nalatenschap. De erfrechtelijke verkrijging als het belastbare feit naar aanleiding waarvan de navorderingsaanslag aan de belanghebbende is opgelegd, kan volgens de Hoge Raad niet hebben plaatsgevonden voordat het vaderschap was vastgesteld. Er is ten onrechte belasting geheven ter zake van een belastbare verkrijging in het jaar van overlijden. De Hoge Raad heeft de navorderingsaanslag vernietigd.


Lees meer  
 

Douane en Accijnzen

Wijziging aangever invoerrechten achteraf mogelijk

In een procedure over de navordering van invoerrechten en antidumpingsrechten heeft Hof Amsterdam onder verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad uit 2015 geoordeeld dat het niet mogelijk is om de persoon van de aangever op douaneaangiften achteraf te wijzigen. De belanghebbende in de procedure claimde dat hij enkele aangiften abusievelijk had gedaan op eigen naam en voor eigen rekening, terwijl het aangiften betrof die volgens de methode van directe vertegenwoordiging op naam en voor rekening van de opdrachtgever hadden moeten worden gedaan. Wijziging van de persoon van de aangever zou tot gevolg hebben dat de navorderingen niet aan de belanghebbende maar aan zijn opdrachtgevers zouden moeten worden opgelegd.

Uit het arrest Pfeifer & Langen van het Hof van Justitie EU van 16 juli 2020 volgt dat het Communautair Douanewetboek voorziet in de mogelijkheid om de methode van vertegenwoordiging bij het doen van invoeraangiften te herzien. Dat arrest wijkt af van het oordeel van de Hoge Raad in het arrest uit 2015. De Hoge Raad heeft te kennen gegeven zijn visie uit 2015 te herzien en de mogelijkheid van vervanging van de persoon van de aangever niet langer uit te sluiten. De Hoge Raad doet dat in een overweging ten overvloede, omdat het oordeel van het hof niet was gebaseerd op een beslissing van de inspecteur op een verzoek om herziening van de douaneaangifte. Een beslissing van de inspecteur is nodig om een geschil met betrekking tot herziening van de aangifte aan de bestuursrechter voor te kunnen leggen. Het ontbreken van een dergelijke beslissing betekent dat de Hoge Raad niet hoefde in te gaan op de vraag of het arrest Pfeifer & Langen de Hoge Raad dwingt terug te komen van zijn oordeel in het arrest uit 2015. Omwille van de rechtsontwikkeling en met het oog op duidelijkheid voor de rechtspraktijk heeft de Hoge Raad dat toch gedaan.

Het hof heeft verder geoordeeld dat de inspecteur niet verplicht is om al voorafgaand aan de uitreiking van een uitnodiging tot betaling de belanghebbende ambtshalve volledige toegang te geven tot het dossier waarover hij beschikt of om dat dossier ambtshalve integraal te verstrekken aan de belanghebbende. Dat oordeel is juist, aldus de Hoge Raad.


Lees meer  
 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.