Inkomstenbelasting
Rente op terugbetaalde gouden handdruk aftrekbaar
Een werknemer moet na jarenlange procedures zijn gouden handdruk van € 750.000 terugbetalen, plus € 202.000 wettelijke rente. De Belastingdienst weigert de aftrek van die rente. Het hof oordeelt dat de rente wél aftrekbaar is als negatief loon.
Van winnaar naar verliezer
In 2007 lijkt de werknemer de grote winnaar. De rechter veroordeelt de werkgever van de werknemer tot betaling van een gouden handdruk van € 750.000 bruto. Hij gebruikt de stamrechtvrijstelling en stort het bedrag onbelast in zijn eigen bv. Daar kan het geld belastingvrij renderen tot hij met pensioen gaat. De werkgever vecht door. Na hoger beroep, cassatie en verwijzing volgt in 2013 het oordeel. De werknemer krijgt nul euro. Hij moet de ontvangen gouden handdruk terugbetalen, plus zes jaar wettelijke rente. Die loopt op tot ruim twee ton. Ook de proceskosten van ruim € 40.000 komen voor zijn rekening.
Verrekening maakt het complex
De werknemer heeft nog recht op achterstallig loon van € 641.000 bruto. De werkgever houdt hier € 329.000 loonheffing op in en verrekent het nettobedrag van € 312.000 in 2013 met de terugbetalingsverplichting. In september 2015 betaalt de werknemer het restant van bijna zeven ton. Hij neemt dit als negatief loon in zijn aangifte op. De inspecteur corrigeert dit. De rechtbank geeft de inspecteur grotendeels gelijk, maar het hof denkt hier anders over.
Twee kanten van dezelfde medaille
Het hof redeneert principieel. Stamrechtuitkeringen zijn belast loon, inclusief het rendement dat in de bv wordt behaald. Als de werknemer straks uitkeringen zou ontvangen, betaalt hij daarover belasting. Die uitkeringen bevatten ook het rendement. De wettelijke rente die de werknemer nu moet betalen, is feitelijk hetzelfde rendement over dezelfde € 750.000. Het hof noemt het twee kanten van dezelfde medaille. Als de ene kant (toekomstige uitkeringen) belast is, moet de andere kant (betaalde rente) ook aftrekbaar zijn. De rente kwalificeert daarom als negatief loon.
Proceskosten niet aftrekbaar
Over de proceskosten oordeelt het hof strenger. Deze vloeien niet rechtstreeks voort uit de dienstbetrekking. De werknemer voerde een procedure over vorderingen, die verband houdt met de dienstbetrekking, maar niet de uitoefening ervan is. De proceskosten blijven daarom niet aftrekbaar. Ook de verrekende loonheffing levert geen voordeel op. Het loon is in 2013 genoten door verrekening. De loonheffing hoort dus bij 2013, niet bij 2015. De werknemer kan deze niet alsnog verrekenen.
Rechtbank voorkomt dubbele belasting bij erfenis met aanmerkelijk belang
In de Wet inkomstenbelasting 2001 is een regeling opgenomen die reguliere voordelen uit aandelen die krachtens erfrecht zijn verkregen, op verzoek, buiten het inkomen uit aanmerkelijk belang houdt. De regeling beoogt te voorkomen dat over hetzelfde vermogen dubbel belasting wordt geheven. Dit risico ontstaat bijvoorbeeld als bij overlijden al afgerekend wordt over het in de aandelen besloten beleggingsvermogen en kort daarna dividend uit dat vermogen wordt uitgekeerd. Dat dividend zou zonder deze regeling opnieuw belast zijn.
Erfenis met belastingschuld
In januari 2018 overlijdt een ondernemer met 100% van de aandelen in zijn bv. Over het beleggingsvermogen van € 673.000 moet direct belasting worden betaald. De vier erfgenamen, de weduwe en drie kinderen, richten in juni 2019 een gezamenlijke holding op waarin ze hun aandelen inbrengen. Twee maanden later splitsen ze deze in vier persoonlijke holdings. Beide stappen gebeuren fiscaal gefacilieerd. Op 31 december 2019 keert de holding van een van de kinderen dividend uit. Het kind doet een beroep op de regeling om dit buiten het inkomen te houden.
Niet dezelfde bv
De inspecteur weigert dit. Zijn argument is dat de wet spreekt over 'aandelen die krachtens erfrecht zijn verkregen'. De zoon heeft de aandelen in zijn vaders bv geërfd, maar het dividend komt uit zijn persoonlijke holding. Die heeft hij zelf opgericht. Letterlijk voldoet dit niet aan de wettekst. De rechtbank geeft de zoon gelijk. Het doel van de regeling is om te voorkomen dat bij onverwacht overlijden dubbel belasting wordt geheven over hetzelfde vermogen. Die dubbele heffing dreigt hier evenzeer, ook al zitten de aandelen nu elders.
In de plaats
Cruciaal is dat de herstructurering fiscaal gefacilieerd was. De nieuwe aandelen zijn juridisch in de plaats getreden van de geërfde. Het dividend komt uit het beleggingsvermogen waarover is afgerekend. Een strikte letterlijke uitleg zou leiden tot een resultaat dat de wetgever niet beoogde.
Publicatie M-biljet 2025 vertraagd
De publicatie van het M-biljet is verplaatst naar 1 mei 2026. Ook het papieren M-biljet 2025 is vanaf 1 mei 2026 beschikbaar. Daarmee verschuift ook de uiterste inleverdatum naar 1 juli 2026. Het uitstel komt doordat het meer tijd kost om alle wijzigingen van box 3 zorgvuldig te verwerken in het M-biljet.
Betaal voorlopige aanslag 2026 pas ná de dagtekening
In december 2025 verzendt de Belastingdienst al aanslagen over 2026. Deze hebben een dagtekening in januari 2026. Dat kan de voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2026 zijn, maar mogelijk ook een andere aanslag. De Belastingdienst wijst erop deze aanslagen pas ná de dagtekening in 2026 te betalen. Bij betaling van de aanslag vóór de dagtekening is het mogelijk dat de systemen van de Belastingdienst de betalingen nog niet kunnen verwerken. Als gevolg daarvan stort de Belastingdienst de bedragen terug.
De voorlopige aanslagen worden vanaf dit moment via het ‘Service Bericht Aanslag’ aan de adviseur gecommuniceerd en vanaf eind december ook via de Berichtenbox in ‘Mijn Belastingdienst’. De papieren te betalen voorlopige aanslag zal in januari worden bezorgd.
De uiterste betaaldatum is afhankelijk van de betaalwijze. In de betaalinformatie staat de juiste uiterste datum waarop het totale aanslagbedrag op de rekening van de Belastingdienst moet staan. Bij betaling in termijnen gelden de daarvoor in de betaalinformatie vermelde uiterste betaaldatums.
Lees meer
Omzetbelasting
Wel of geen btw bij kortstondig verhuren voor verkoop?
Bij overdracht van een onderneming of een zelfstandig deel daarvan hoeft geen btw te worden berekend. Steeds meer projectontwikkelaars verhuren daarom nieuwbouw kort voor verkoop en stellen dat zij een onderneming overdragen. Maar geldt dit ook als het pand puur is ontwikkeld voor verkoop en verhuur slechts dient om de prijs op te drijven? De Hoge Raad twijfelt en legt vragen voor aan het Hof van Justitie van de EU (HvJ).
Van kantoor naar appartementen
In 2015 koopt een ontwikkelaar een kantoorpand voor € 2,5 miljoen met het plan om het om te bouwen tot appartementen en te verkopen. Nog vóór de verbouwing schakelt hij een makelaar in om verhuur voor te bereiden, omdat een verhuurd complex meer oplevert. Na de transformatie naar 77 appartementen en 93 parkeerplaatsen in 2017 sluit de ontwikkelaar snel huurcontracten van minimaal een jaar. Een maand later verkoopt hij het complex voor € 12,7 miljoen.
De btw-truc die mogelijk niet werkt
Normaliter moet bij levering van nieuwbouw binnen twee jaar na ingebruikname btw worden betaald. Bij € 12,7 miljoen gaat het om ruim € 2 miljoen btw. De ontwikkelaar probeert dit te vermijden door te stellen dat hij geen vastgoed, maar een verhuuronderneming overdraagt. De Belastingdienst ziet dit anders. Het complex is ontwikkeld voor verkoop, niet voor duurzame exploitatie. Die paar maanden verhuur zijn slechts een trucje om btw te ontwijken en de inspecteur legt een naheffing op.
Gerechtshof geeft ontwikkelaar gelijk
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt verrassend. De huurcontracten en servicecontracten zijn gesloten voordat een koper zich meldde. Op dat moment exploiteert de ontwikkelaar een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Dat de ontwikkelaar misschien altijd al wilde verkopen, doet volgens het hof niet ter zake.
Hoge Raad legt het dilemma aan Europa voor
De Hoge Raad ziet echter een fundamenteel probleem. Moet worden gekeken naar wat feitelijk wordt overgedragen (een verhuurd complex) of naar de intentie van de verkoper (projectontwikkeling voor verkoop)? En hoe zit het met btw-vrijgestelde verhuur van woningen? De Hoge Raad stelt twee vragen aan het HvJ. Ten eerste vraagt de Hoge Raad of de regeling voor de overdracht van een onderneming ook geldt als het vastgoed uitsluitend voor btw-vrijgestelde verhuur werd gebruikt. Ten tweede vraagt de Hoge Raad of de intentie van de ontwikkelaar relevant is, of dat alleen telt dat het pand verhuurd wordt overgedragen.
Vastgoedmarkt wacht in spanning af
Als het HvJ oordeelt dat de intentie niet van belang is, staat de deur wagenwijd open voor btw-planning. Ontwikkelaars kunnen miljoenen besparen door op het juiste moment te handelen. Acht het HvJ de intentie wel relevant, dan worden veel vastgoedtransacties alsnog belast. Voor bestaande geschillen over soortgelijke constructies adviseert de Hoge Raad om procedures aan te houden. Het antwoord van het HvJ wordt richtinggevend voor de vastgoedsector.
Arbeidsrecht
Ontslagen werknemer moet studiekosten terugbetalen
Een vrouw volgt een opleiding tot vrachtwagenchauffeur met baangarantie. Zij sluit met de werkgever een studiekostenovereenkomst. Hierin wordt afgesproken dat de werkgever de opleidingskosten betaalt, maar dat de werknemer een deel van de kosten moet terugbetalen als zij voortijdig uit dienst gaat.
Na het succesvol behalen van haar rijbewijs start de vrouw haar dienstverband bij de werkgever als chauffeur. Kort na de start besluit de werkgever om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Dit resulteert in een beëindiging van het dienstverband, binnen een jaar na afronding van de opleiding.
De werkgever eist vervolgens dat de vrouw 75% van de studiekosten terugbetaalt, conform de afspraken in de studiekostenovereenkomst. Zij weigert dit en vordert op haar beurt betaling van overuren, die zij stelt te hebben gemaakt tijdens haar dienstverband. Dit leidt tot een rechtszaak.
De rechter oordeelt dat de studiekostenbedingen voldoen aan de wettelijke vereisten met betrekking tot een redelijke baatperiode, een glijdende schaal en duidelijkheid over de voorwaarden. Er zijn geen bijkomende omstandigheden die het onredelijk maken dat de werkgever de kosten opeist, ondanks dat de arbeidsovereenkomst is opgezegd door de werkgever. Er is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De tegenvordering van de vrouw, die stelt dat overuren niet zijn uitbetaald, wordt vanwege een gebrek aan onderbouwing afgewezen.
Overdrachtsbelasting
Woning op percelen van meerdere eigenaren, hoeveel overdrachtsbelasting?
Overdrachtsbelasting wordt geheven bij de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen. Er wordt ook overdrachtsbelasting geheven bij de verkrijging van een onverdeeld aandeel in dergelijke zaken en rechten. Voor het verkrijgen van een woning geldt het lagere tarief van twee procent. Wat nu als een gebouw op percelen van verschillende grondeigenaren staat en iemand een van die percelen verkrijgt?
Splitsing perceel grond
Een projectontwikkelaar koopt een perceel grond met daarop een woning, carport, tuin, diverse schuren, overkappingen, stallen, garage, verhard terras, zwembad en vijver. Vervolgens splitst hij dit kadastraal in negen percelen, waarvan acht bouwkavels. Het negende perceel is bestemd voor de aanleg van een nieuwe openbare weg ter ontsluiting van de bouwkavels. Na de verkaveling stond de woning deels (bijna 45 procent) op het perceel en voor het overige op twee van de acht bouwkavels. Bijna 55 procent van de woning op kavel 1 en ongeveer 1 procent (een deel van de buitenmuur) plus een deel van het verharde terras op kavel 2.
Natrekking
De eigenaar van de grond is ook eigenaar van de duurzaam met die grond verenigde gebouwen (verticale natrekking), tenzij die gebouwen bestanddeel zijn van de onroerende zaak van een ander (horizontale natrekking). Op grond hiervan is de eigenaar van een onroerende zaak in principe de eigenaar van alle bestanddelen van die zaak, ook als het gaat om bestanddelen die op grond van een ander staan.
Er kunnen zich de volgende situaties voordoen:
- Iemand verkrijgt een perceel waarop slechts een bestanddeel staat van het gebouw. Hij verkrijgt daarmee geen eigendom van dat gebouw, waarvan de hoofdzaak staat op de grond van een ander en daarmee eigendom is van die ander.
- Iemand verkrijgt een perceel waarop de hoofdzaak van het gebouw staat, terwijl slechts een bestanddeel daarvan op de grond van een ander staat. Hij verkrijgt daarmee de eigendom van het gehele gebouw. Als dat gebouw een woning is, geldt het lagere tarief van de overdrachtsbelasting.
- Iemand verkrijgt een perceel waarop een gedeelte van het gebouw staat dat niet als hoofdzaak kan worden aangemerkt, maar ook niet als een bestanddeel van dat gebouw. Hij verkrijgt dan een onverdeeld aandeel in de eigendom van het gehele gebouw. Hij verkrijgt dan dus niet de volledige eigendom van het gedeelte van het gebouw dat op zijn grond staat, maar de gezamenlijke eigendom van het gebouw. Op deze verkrijging kan het lagere tarief van de overdrachtsbelasting worden toegepast als dat gebouw een woning is.
Terug naar de casus
Het deel van de buitenmuur dat zich op kavel 2 bevond, is bestanddeel van de woning. Bij de overdracht is daarom geen eigendom van de woning verkregen en is het lagere tarief niet van toepassing. De woning vormt een functionele eenheid. Geen van de gedeelten van de woning op kavel 1 en het perceel is aan te merken als hoofdzaak. De verkrijger van kavel 1 is, samen met de eigenaar van het perceel, eigenaar geworden van de woning. Op die verkrijging is het lagere tarief van toepassing
Sociale verzekeringen
Premiepercentages en maximum premieloon 2026
De minister van SZW heeft de premiepercentages voor de sociale verzekeringen en het maximum premieloon voor 2026 vastgesteld.
Verzekering 2025 2026
AOW 17,9% 17,9%
Anw 0,1% 0,1%
Awf, lage premie 2,74% 2,74%
Awf, hoge premie 7,74% 7,74%
Ufo 0,68% 0,68%
Aof, hoge premie 7,64% 7,63%
Aof, lage premie 6,28% 6,27%
Opslag kinderopvang 0,5% 0,5%
Het maximum premieloon bedraagt in 2026 € 79.409. Het maximum dagloon is 1/261 deel daarvan en komt uit op € 304,25.
Premie en bijdrageloon Zorgverzekeringswet 2026
De minister van VWS heeft het bijdrageloon en het bijdrage-inkomen voor de Zorgverzekeringswet voor het jaar 2026 vastgesteld op € 79.409. Dit bedrag is gelijk aan het maximumpremieloon voor de werknemersverzekeringen voor 2026. De inkomensafhankelijke premie voor werknemers bedraagt in 2026 6,10% (2025: 6,51%). Voor anderen dan werknemers daalt de inkomensafhankelijke premie van 5,26% in 2025 naar 4,85% in 2026.
Reactie plaatsen
Reacties