Nieuwsbrief 14 april 2022

Algemeen

Kamervragen regeldruk verenigingen

De minister van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over de regeldruk voor verenigingen. Door de regeldruk worden vrijwilligers, die verenigingen vaak draaiende houden, geconfronteerd met extra taken en wordt het lastiger om vrijwilligers te werven. De regeldruk ontstaat onder meer door vereisten in vergunningen of de AVG.

Volgens de minister is regelgeving op het gebied van bestuur en toezicht, veiligheid en privacy van belang om misbruik van verenigingen tegen te gaan. Het kabinet heeft maatregelen genomen die het eenvoudiger maken om vrijwilligers te vinden en te binden, zoals de regeling WW en vrijwilligerswerk, de regeling Gratis Verklaring omtrent gedrag (VOG) voor vrijwilligers en de verhoging van de onbelaste vrijwilligersvergoeding.

De belangrijkste wijzingen in de regelgeving waarmee verenigingen te maken hebben zijn de invoering van het UBO-register, de btw-verplichting voor denksporten, de AVG en de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR).

De btw-vrijstelling voor denksporten is per 1 januari 2022 vervallen. Dit is het gevolg van een arrest van het Hof van Justitie EU over de toepassing van de vrijstelling voor sportbeoefening. Voor deze vrijstelling is vereist dat de activiteit een niet te verwaarlozen lichamelijke component omvat. Bij denksporten is dat niet het geval. Denksportverenigingen met een omzet die lager is van € 20.000 kunnen gebruik maken van de btw-vrijstelling voor kleine ondernemers. Een groot deel van deze verenigingen doet dat.

De WBTR is op 1 juli 2021 in werking getreden en voorziet in maatregelen om de kwaliteit van bestuur en toezicht bij verenigingen en stichtingen te verbeteren. Verenigingen en stichtingen hoeven hun statuten alleen aan te passen als daarin bepaalde regels ontbreken. Dat hoeft niet eerder te gebeuren dan bij een statutenwijziging om een andere reden. Volgens de minister legt de WBTR geen extra administratieve last op verenigingen en stichtingen.


Lees meer  
 

Ondernemingswinst

Geen waardedruk zelfbewoning voor bedrijfsloods

Wanneer een onderneming wordt beëindigd, gaan tot het ondernemingsvermogen behorende zaken, die niet worden overgedragen aan derden, naar het privévermogen. Het verschil tussen de boekwaarde en de waarde in het economische verkeer van deze zaken vormt winst of verlies uit de onderneming.

In een procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden was in geschil of bij de overgang van een loods van het ondernemings- naar het privévermogen rekening mocht worden gehouden met een waardedrukkende factor wegens duurzame zelfbewoning. De belanghebbende beriep zich op een besluit van de staatssecretaris van Financiëen uit 2009. In het besluit wordt als reden voor het in aanmerking nemen van een waardedrukkende factor wegens zelfbewoning gegeven het feit dat de woning niet kan worden verkocht in vrije en onbewoonde staat. Het besluit is een reactie op een arrest van de Hoge Raad uit 2008. In dat arrest heeft de Hoge Raad beslist hoe de waardering dient plaats te vinden als een woning behoort tot een complex van onroerende zaken dat als zodanig wordt gewaardeerd. Min of meer duurzame zelfbewoning wordt in dat geval alleen in aanmerking genomen voor onroerende zaken, die op het moment van staking van de onderneming min of meer duurzaam voor woondoeleinden werden gebruikt. Het hof is van oordeel dat het beroep van de belanghebbende op het besluit faalt.

Uit het overgelegde taxatierapport volgt niet dat de loods tezamen met de woning op de complexwaarde is gewaardeerd. De gezamenlijke waarde van de woning en de loods is bepaald op de som van de voor beide onderdelen afzonderlijk vastgestelde waarde. Er is geen sprake van een complex van onroerende zaken, zoals is bedoeld in het arrest van de Hoge Raad en in het besluit van de staatssecretaris. Dat de woning en loods voor de Wet WOZ als één object zijn aangemerkt maakt dat niet anders. Volgens het hof is er geen aanleiding om bij de overgang van de loods naar het privévermogen rekening te houden met een waardedrukkende factor wegens duurzame zelfbewoning.


Lees meer  
 

Inkomstenbelasting

Privégebruik auto van de zaak ondernemer

Voor het privégebruik van een auto van de zaak door een ondernemer wordt op jaarbasis ten minste 25% van de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking genomen. De Wet IB 2001 veronderstelt dat de auto ook voor privédoeleinden ter beschikking staat, tenzij overtuigend wordt aangetoond dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometers privé wordt gebruikt. Als het bewijs voor een privégebruik van niet meer dan 500 kilometer op jaarbasis wordt geleverd, wordt de onttrekking op nihil gesteld. Het bewijs kan worden geleverd met behulp van een sluitende rittenadministratie. De bewijslast rust op de ondernemer.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in een procedure geoordeeld dat een ondernemer met de door hem overgelegde gereconstrueerde rittenregistraties niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Ter zitting verklaarde de ondernemer dat de derde versie van de rittenregistraties als de definitieve versie moest worden beschouwd. De geconstateerde fouten in eerdere versies waren in de derde versie gecorrigeerd, onder meer aan de hand van agenda’s van de ondernemer. De agenda’s zijn door de ondernemer niet overgelegd. De correcties hielden onder andere in dat ritten zijn vervallen, ritten zijn toegevoegd en ritafstanden zijn gewijzigd. Het hof accepteerde de rittenregistraties niet, mede omdat de ondernemer heeft bevestigd dat de rittenregistraties niet volledig, controleerbaar en juist waren. Andere punten van kritiek op de rittenregistraties waren het ontbreken van adresgegevens van vertrek en bestemming en het niet registreren van omrijkilometers. De correcties wegens privégebruik van de auto zijn volgens het hof terecht aangebracht.


Lees meer  
 

Overige heffingen

Internetconsultatie wetsvoorstel afschaffing verhuurderheffing

De verhuurderheffing is een belasting op sociale huurwoningen. Sinds 2013 dragen verhuurders, die meer dan 50 sociale huurwoningen bezitten, de verhuurderheffing af over de waarde van hun woningbezit. De verhuurderheffing zal per 1 januari 2023 worden afgeschaft. Het wetsvoorstel daartoe is in internetconsultatie gegaan. De gedachte achter de afschaffing van de verhuurderheffing is dat verhuurders de vrijgevallen middelen inzetten voor de bouw van flexwoningen en betaalbare huurwoningen en voor de renovatie en verduurzaming van woningen.

De huidige wettelijk vastgestelde maximering van de jaarlijkse huurverhoging voor vrije sectorwoningen wordt per 1 januari 2023 vervangen door een bij ministeriële regeling vast te stellen maximering.

Tot 9 mei a.s. hebben belanghebbenden de mogelijkheid om op het wetsvoorstel en de wijzing van de maximering van de huurverhoging in de vrije sector te reageren.


Lees meer  
 

Formeel recht

Onvoldoende bewijs voor voorwaardelijk opzet

De Hoge Raad heeft een uitspraak van Hof Den Bosch over het opleggen van een vergrijpboete vernietigd. Het hof oordeelde dat de Belastingdienst de boete terecht had opgelegd, omdat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de belanghebbende op het moment van het doen van aangifte handelde met voorwaardelijk opzet gericht op het doen van een onjuiste aangifte.

Voor het leveren van het bewijs met betrekking tot opzet is echter meer vereist dan het aannemelijk maken van feiten en omstandigheden. Op de inspecteur rust de bewijslast voor (voorwaardelijk) opzet. In het geval van twijfel moet de belanghebbende het voordeel van die twijfel worden gegund. Dit betekent dat de aanwezigheid van een bestanddeel van een beboetbaar feit alleen kan worden aangenomen als de daarvoor vereiste feiten en omstandigheden buiten redelijke twijfel vaststaan. Volgens de Hoge Raad houdt dit in dat de inspecteur de betreffende feiten en omstandigheden overtuigend moeten aantonen.

De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden. De Hoge Raad merkt daarbij op, dat het er bij de beoordeling of de vereiste aangifte is gedaan op aankomt of de aangifteplichtige op het moment van het doen van de aangifte wist of zich ervan bewust had moeten zijn dat door inhoudelijke gebreken in zijn aangifte een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven. De woorden ‘zich ervan bewust moest zijn’ betekenen niet hetzelfde als ‘weten’. In het kader van de vraag of de vereiste aangifte is gedaan, betekenen deze woorden dat, ook als de aangifteplichtige niet wist en hij zich dus ook niet ervan bewust was, dat door inhoudelijke gebreken in zijn aangifte een aanzienlijk bedrag aan verschuldigde belasting niet zou worden geheven, hij zich daarvan in de gegeven omstandigheden wel bewust had moeten zijn, in die zin dat hij dit had behoren te weten. Hof Den Bosch heeft overwogen dat de belanghebbende zich ervan bewust moet zijn geweest dat door zijn gedrag te weinig belasting zou worden geheven. De vaststelling wat de aangifteplichtige omtrent de juistheid van zijn aangifte had behoren te weten, is echter niet voldoende om te oordelen dat hij met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld. Daarvoor moet vaststaan dat hij wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat te weinig belasting zou worden geheven, en dat hij deze kans bovendien bewust heeft aanvaard.


Lees meer  
 

Rechter niet gebonden aan eensluidende mening partijen over hoogte boete

 

In een procedure over opgelegde navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en naheffingsaanslagen omzetbelasting voor Hof Den Bosch is tijdens de zitting een compromis tot stand gekomen. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat de opgelegde vergrijpboeten in ieder geval verminderd dienen te worden tot 10% van de te weinig geheven of betaalde belasting.

Ten aanzien van de boeten geldt dat het hof niet gebonden is aan dit standpunt van partijen, maar dat het hof zelfstandig dient te beoordelen of de hoogte van de boeten passend en geboden is. Bij deze beoordeling spelen de financiële omstandigheden van de belanghebbende een rol. Gelet op de verklaring van de belanghebbende over zijn huidige (werk)situatie en zijn perspectieven, heeft het hof de opgelegde boeten gematigd tot een totaalbedrag van € 500. Uit oogpunt van eenvoud heeft het hof niet alle boeten verminderd, maar één boete verminderd tot € 500 en de overige boetebeschikkingen vernietigd.


Lees meer  
 

 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.