Nieuwsbrief 29 juni 2023

Omzetbelasting

 

Geen ondernemerschap voor omzetbelasting

Ondernemer voor de omzetbelasting is eenieder, die zelfstandig een bedrijf of beroep uitoefent of een vermogensbestanddeel exploiteert om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen. Een economische activiteit kenmerkt zich door een duurzaam streven naar opbrengst met de inzet van middelen die zijn te vergelijken met die welke een fabrikant, handelaar of dienstverrichter aanwendt.

Een bouwkundig adviseur heeft zijn beroep jarenlang als zelfstandige uitgeoefend. In 2013 heeft hij een vennootschap opgericht, van waaruit hij zijn werkzaamheden heeft verricht. Vanaf het tweede kwartaal van 2012 heeft de adviseur als zelfstandige geen omzet meer gerealiseerd. In zijn aangiften omzetbelasting over de jaren 2013, 2014 en 2015 heeft hij alleen aftrek van voorbelasting opgevoerd. De Belastingdienst heeft na een boekenonderzoek de aanvankelijk verleende teruggaven gecorrigeerd door het opleggen van een naheffingsaanslag.

Hof Amsterdam heeft vastgesteld dat voor de werkzaamheden als bouwkundig adviseur geen sprake is van ondernemerschap vanwege het ontbreken van de vereiste zelfstandigheid. De aankoop in privé in het verleden van een boot, die in een reeks van jaren is opgeknapt en daarna verkocht, leidde evenmin tot ondernemerschap voor de omzetbelasting. De incidentele aan- en verkoop van een goed is op zichzelf bezien geen activiteit die leidt tot ondernemerschap. Het tijdsverloop tussen aan- en verkoop en het ontbreken van opbrengsten in de tussentijd wijzen niet op het bestaan van een economische activiteit, maar op het beheer van privévermogen of een hobbyproject. De omstandigheid dat de belanghebbende kosten heeft gemaakt en daarvoor facturen heeft ontvangen, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof vond niet aannemelijk dat het om kosten ging, die alleen een ondernemer zou maken.


Lees meer  
 

Arbeidsrecht

 

Concurrentiebeding onvoldoende gemotiveerd

Het opnemen van een beding dat een werknemer na het einde van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd beperkt in zijn mogelijkheden om elders werkzaam te zijn is alleen toegestaan vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Deze zwaarwegende belangen moeten duidelijk zijn omschreven. Dat geldt ook voor de reden waarom deze tot een uitzondering op de hoofdregel dwingen.

Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bevatte een concurrentie- en een wervingsbeding. Voor beide bedingen was een motivering opgenomen. Volgens de kantonrechter voldeed de schriftelijke motivering niet aan de daaraan gestelde strenge eisen. Het zwaarwegende bedrijfsbelang werd in algemene termen omschreven, zonder verdere toelichting. De beperkende bedingen waren onvoldoende specifiek en kenbaar toegesneden op de werknemer. De kantonrechter heeft het beroep van de werknemer op vernietiging van het concurrentie- en wervingsbeding toegewezen.

De arbeidsovereenkomst omvatte ook een geheimhoudingsbeding. De werknemer heeft dat beding volgens de werkgever geschonden. De werknemer heeft erkend dat hij zakelijke documenten naar zijn privémail heeft verstuurd. Volgens de werknemer was dat in verband met de lockdown om vanuit huis te kunnen werken. De documenten heeft hij echter geruime tijd voor de eerste lockdown verstuurd. Tijdens de zitting heeft de werknemer toegegeven dat hij die documenten nog in zijn bezit had. De werknemer heeft daarmee in strijd gehandeld met het geheimhoudingsbeding. De kantonrechter heeft het gevorderde gebod om geen verdere inbreuk te maken op het geheimhoudingsbeding toegewezen. Wel heeft hij de gevorderde boete en het maximum daarvan gematigd.


Lees meer  
 

Verplichte visie re-integratietraject

Werkgevers en werknemers dragen gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de re-integratie van zieke werknemers in het arbeidsproces. Om het gesprek tussen de werknemer en de werkgever te bevorderen zijn werkgever en werknemer per 1 juli 2023 verplicht om hun visie op het re-integratietraject te geven. Werkgevers en werknemers moeten hun mening over de re-integratie-afspraken op meerdere momenten vastleggen. Dat gebeurt bij het opstellen en het bijstellen van het gezamenlijke plan van aanpak en bij de eerstejaarsevaluatie.

De verplichting om de visies op het re-integratietraject toe te voegen geldt alleen voor stukken die na 1 juli 2023 zijn opgesteld. De minister van SZW heeft de ministeriële regeling, waarin de verplichting is opgenomen, gepubliceerd in de Staatscourant.


Lees meer  
 

Werknemer ontslagen wegens ernstig verwijtbaar handelen

De rechtbank Noord-Holland heeft de arbeidsovereenkomst van een concerncontroller van een woningcorporatie ontbonden. De grond voor ontbinding is zodanig verwijtbaar handelen van de controller dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst in redelijkheid niet van de werkgever kon worden verlangd. De controller heeft opzettelijk opgenomen vakantie-uren niet geregistreerd en deze vervolgens laten uitbetalen. De werknemer voerde aan dat hij recht op uitbetaling had, omdat hij veel overuren had gemaakt. De niet geregistreerde uren zouden slechts een bescheiden compensatie voor de gemaakte overuren vormen. De werkgever betwistte dat de controller structureel overuren heeft gemaakt. Overzichten van wanneer de controller overuren heeft gemaakt en wat hij in die uren heeft gedaan waren er niet. Voor de rechtbank stond niet vast dat de controller structureel overuren heeft gemaakt. De werkgever heeft geen toestemming verleend voor uitbreiding van het aantal uren of voor enige compensatie van gemaakte overuren. De toepasselijke cao bepaalt dat werknemers op het functieniveau van de controller geen recht hebben op een vergoeding voor overwerk.

Omdat de controller zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig verwijtbaar handelen, heeft hij geen recht op een transitievergoeding.


Lees meer  
 

Subsidies

 

Basisbeurs studenten heringevoerd

De Eerste Kamer heeft het wetvoorstel Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs aangenomen. Op 8 juni is de wet in het staatsblad geplaatst. Deze wet geeft studenten met ingang van het studiejaar 2023-2024 recht op een basisbeurs. De hoogte daarvan is afhankelijk van het type onderwijs en van de woonsituatie van de student (uit- of thuiswonend).


Lees meer  
 

Autobelastingen

 

Termijn indiening verzoek teruggaaf bpm bij export

De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) kent een teruggaafregeling bij export. De voorwaarden voor teruggaaf zijn opgenomen in het Uitvoeringsbesluit bpm. Een verzoek om teruggaaf moet worden gedaan binnen dertien weken na het vervallen van de tenaamstelling van het voertuig in het Nederlandse kentekenregister. Bij het verzoek moeten bescheiden worden overgelegd waaruit blijkt dat het voertuig is ingeschreven in een andere lidstaat van de EU of van de EER.

Volgens de rechtbank Gelderland is de termijn van dertien weken niet in strijd met het Unierecht. De Belastingdienst heeft verzoeken om teruggaaf, die na het verstrijken van die termijn zijn ingediend, terecht niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank overwoog dat de belanghebbende in een procedure over de teruggaaf van bpm een beroep kan doen op het Unierecht. Gebaseerd op een arrest van de Hoge Raad is de lijn in de jurisprudentie geweest dat bij de export van auto’s artikel 110 van het Verdrag betreffende de Werking van de EU (VWEU) geen rol speelt. In dat artikel is het vrije verkeer binnen de Unie geregeld. Het Hof van Justitie van de EU heeft echter in een arrest over een eenmalige motorrijtuigenbelasting in Finland duidelijk gemaakt dat zowel deze belasting als de teruggaaf bij uitvoer op basis van dit artikel wordt beoordeeld. Uit dat arrest volgt dat daarbij de vraag is of de invoer van auto’s wordt beïnvloed door het al dan niet terugkrijgen van een deel van de belasting bij export. Zolang dat niet het geval is, is er feitelijk geen inbreuk.

De strekking van artikel 110 VWEU is dat elke vorm van bescherming, die het gevolg kan zijn van de toepassing van binnenlandse belastingen die discriminerend zijn ten opzichte van producten uit andere lidstaten, wordt uitgesloten. Niet is gebleken dat de inspecteur in bepaalde situaties de termijn van dertien weken voor het indienen van het verzoek niet tegenwerpt. Alle situaties worden dus op dezelfde wijze behandeld. Daarom valt niet in te zien dat de termijn van dertien weken als zodanig strijd met artikel 110 VWEU oplevert.


Lees meer  
 

Formeel recht

 

Tijdstip uitnodiging doen van aangifte

In een procedure voor Hof Den Bosch was in geschil of de Belastingdienst iemand nog kan uitnodigen om aangifte te doen wanneer de termijn voor het opleggen van aanslagen al is verstreken. Volgens het hof is dat mogelijk. Er is geen wettelijke regel die verhindert dat de Belastingdienst na het einde van de aanslagtermijn een uitnodiging tot het doen van aangifte verstuurt. Ook de systematiek van de wet verhindert dat niet. De Hoge Raad deelt de opvatting van het hof. Noch uit de tekst, noch uit de totstandkomingsgeschiedenis van het betreffende wetsartikel volgt dat de inspecteur degene, die naar zijn mening vermoedelijk belastingplichtig is, alleen kan uitnodigen tot het doen van aangifte binnen de voor het vaststellen van de aanslag geldende termijn. De inspecteur kan behoefte hebben aan informatie om te kunnen beoordelen of wellicht een navorderingsaanslag opgelegd moet worden wanneer geen aangifte is gedaan en niet binnen de termijn een aanslag is vastgesteld. Om die reden moet volgens de Hoge Raad worden aangenomen dat een uitnodiging tot het doen van aangifte ook kan worden gedaan nadat die termijn is verstreken.

Voor het opleggen van een navorderingsaanslag heeft de inspecteur in beginsel een nieuw feit nodig. Dat vereiste geldt niet wanneer de belastingplichtige te kwader trouw is. Daarvan is sprake als de belastingplichtige onjuiste informatie verstrekt of de juiste informatie achterhoudt. De vraag is of gedragingen van de belastingplichtige na het verstrijken van de aanslagtermijn kwade trouw kunnen opleveren. Hof Den Bosch meent dat dit het geval is. De Hoge Raad deelt deze opvatting niet. Het verstrekken van onjuiste inlichtingen of het achterhouden van de juiste inlichtingen door de belastingplichtige moet er de oorzaak van zijn dat de aanslag ten onrechte niet of tot een te laag bedrag is vastgesteld. Dit betekent dat kwade trouw alleen betrekking kan hebben op gedragingen van de belastingplichtige voor het vaststellen van de aanslag of voor het verstrijken van de termijn om een aanslag op te mogen leggen.


Lees meer  
 

Douane en Accijnzen

Accijnstarieven benzine, diesel en lpg omhoog

Per 1 juli 2023 gaan de accijnstarieven van benzine, diesel en lpg omhoog. De accijnstarieven zijn per 1 april 2022 verlaagd vanwege de gestegen energieprijzen. De accijns op benzine gaat met circa 14 cent per liter omhoog. De accijns op diesel stijgt met 10 cent per liter.

De accijnstarieven zijn:

Brandstof                                                                         accijnstarief per 1 juli 2023   accijnstarief per 1 april 2022

 Ongelode lichte olie (per 1.000 liter)                                 € 789,10                                         € 650,71

 Gasolie (per 1.000 liter)                                                              € 516,25                                        € 417,46

 LPG (per 1.000 kilogram)                                                           € 344,74                                        € 284,29


Lees meer  
 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.