Nieuwsbrief 23 december 2022

Loonbelasting

 

Uitleg overgangsregeling 30%-regeling leidt tot nieuwe beschikking
Met ingang van 1 januari 2019 is de 30%-regeling aangepast. Voor werknemers van wie de 30%-regeling door de wijziging gedurende looptijd wordt verkort geldt overgangsrecht. De uitwerking daarvan is afhankelijk van de oorspronkelijke einddatum van de regeling voor de betreffende werknemer. Voor de werknemer van wie de oorspronkelijke einddatum valt in of na 2024 geldt dat de looptijd verkort wordt met drie jaar.

Op grond van het overgangsrecht heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld dat een werkneemster recht op toepassing van de 30%-regeling had tot en met 31 december 2021. In de eerste beschikking voor de toepassing van de 30%-regeling was ten onrechte rekening gehouden met een vermindering van de looptijd wegens eerder verblijf in Nederland van 37 maanden. De vermindering had 22 maanden moeten bedragen. Daarvan uitgaande had de looptijd van de eerste beschikking moeten eindigen op 31 december 2024.

De Belastingdienst had voor het jaar 2021 geweigerd een beschikking voor de 30%-regeling af te geven, omdat in een eerdere beschikking 31 december 2020 als einddatum was genoemd. Omdat tegen deze beschikking geen bezwaar was gemaakt, stond deze onherroepelijk vast. De Belastingdienst meende dat van de in deze eerdere beschikking moest worden uitgegaan, ongeacht of de daarin vastgestelde looptijd onjuist was. Dat standpunt is door de rechtbank afgewezen.


Lees meer  
 

Inkomstenbelasting

 

Partnerregeling in de overbruggingsperiode box 3

Bij de behandeling van het wetvoorstel Overbruggingswet box 3 in de Eerste Kamer is een mogelijk lek in de partnerregeling in box 3 vanaf 2023 aan de orde gesteld. Door een systeemfout zouden bij fiscale partners twee effectieve rendementspercentages ontstaan in plaats van één. Hierdoor zouden fiscale partners het totale vermogen toe kunnen delen aan de partner met het laagste effectieve rendementspercentage. De staatssecretaris van Financiën merkt op dat het niet klopt dat bij fiscale partners twee effectieve rendementspercentages worden berekend. Bij de berekening van het effectieve rendementspercentage wordt uitgegaan van de gezamenlijke rendementsgrondslag. Dat betekent één effectief rendementspercentage voor beide fiscale partners. Vervolgens wordt de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen verdeeld tussen beide partners. Het veronderstelde doet zich volgens de staatssecretaris niet voor.

De onjuiste interpretatie van de partnerregeling is gebaseerd op een verschil in formulering in de Wet rechtsherstel box 3 en in de huidige wettekst. Die laatste is in de Overbruggingswet box 3 niet aangepast. In de bestaande tekst wordt niet expliciet vermeld dat het forfaitaire rendement berekend moet worden op basis van de waarde van de bezittingen en schulden van de belastingplichtige en diens partner tezamen. Dit volgt uit de huidige systematiek van box 3. In de Wet rechtsherstel box 3 is dit wel expliciet opgenomen in de tekst.

Om misverstanden te voorkomen zal de staatssecretaris met een wetsvoorstel komen waarmee de wettekst van box 3 met ingang van 2024 op dat punt wordt verduidelijkt.


Lees meer  
 

Tegemoetkoming verzekeringsmaatschappij is onderdeel lijfrentepolis
Periodieke uitkeringen worden als inkomen uit werk en woning aangemerkt. Het gaat dan om in de wet aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen en om termijnen van lijfrenten. Tot de aangewezen periodieke uitkeringen en verstrekkingen behoort wat wordt ontvangen ter vervanging van gederfde of te derven periodieke uitkeringen en verstrekkingen.

Naar aanleiding van een klachtenprocedure over een lijfrentepolis bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) bood de verzekeringsmaatschappij een tegemoetkoming aan de verzekeringnemer. Het bedrag van de tegemoetkoming werd onder inhouding van loonbelasting aan de verzekeringnemer uitbetaald. De verzekeringsmaatschappij heeft het bruto bedrag aan de Belastingdienst als bruto loon gemeld. De verzekeringnemer vermeldde de tegemoetkoming niet in zijn aangifte inkomstenbelasting, maar de ingehouden loonbelasting wel. De Belastingdienst heeft bij het opleggen van de aanslag het inkomen gecorrigeerd.

In de procedure voor de rechtbank over de aanslag voerde de verzekeringnemer aan dat de tegemoetkoming geen uitkering uit de verzekeringspolis was. Evenmin was sprake van een betalingsverplichting aan de zijde van de verzekeringsmaatschappij. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur terecht het bedrag van € 5.500 tot het belastbaar inkomen uit werk en woning heeft gerekend. Alles wat door een verzekeringsmaatschappij wordt uitgekeerd in het kader van een lijfrentepolis is belast als periodieke uitkering, tenzij de aard van een uitkering anders is. Het is aan de verzekeringnemer om dat aannemelijk te maken. In dit geval stond vast dat de verzekeringsmaatschappij een tegemoetkoming in de kosten van de lijfrentepolis heeft verstrekt. De uitkering is een belastbare periodieke uitkering.


Lees meer  
 

Geen aftrek kosten ivf-behandeling voor twee mannelijke partners

Tot de persoonsgebonden aftrekposten behoren uitgaven voor specifieke zorgkosten. Dat zijn uitgaven, die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor genees- en heelkundige hulp. Deze uitgaven worden in aanmerking genomen als zij zijn gedaan voor de belastingplichtige, zijn partner en zijn kinderen. Voor aftrek komen alleen in de wet genoemde uitgaven, die niet onder de dekking van de zorgverzekering vallen, in aanmerking.

De vraag in een procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden was of de regeling van de aftrek van specifieke zorgkosten het verdragsrechtelijke discriminatieverbod schendt. Een echtpaar van het mannelijke geslacht wilde de kosten van een ivf-behandeling in aftrek brengen. Bij geen van beide echtgenoten was sprake van ziekte of van een verminderde lichaamsfunctie. De uitgaven voor de ivf-behandeling zijn niet wegens ziekte of invaliditeit gedaan.

Blijkens de totstandkomingsgeschiedenis van de wettelijke regeling heeft de wetgever onderscheid gemaakt tussen een groep zieken en gehandicapten, waarvoor de aftrekregeling geldt, en een groep gezonden, waarvoor de aftrekregeling niet geldt. Het onderscheid tussen beide groepen wordt niet gemaakt op basis van sekse of seksuele voorkeur. Dit betekent dat het oordeel van de wetgever, dat die groepen van elkaar verschillen, dient te worden geëerbiedigd.

De conclusie van het hof is dat de aftrekregeling voor specifieke zorgkosten niet in strijd is met het verdragsrechtelijke discriminatieverbod.


Lees meer  
 

Omzetbelasting

 

Levering bouwgrond

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft in 2020 geoordeeld dat de verkoper van enkele percelen bouwgrond als belastingplichtige voor de omzetbelasting is opgetreden. Het hof heeft een arrest van het Hof van Justitie EU als leidraad gehanteerd. In dat arrest merkt het Hof van Justitie EU op dat het aantal en de omvang van de verrichte verkopen niet van doorslaggevend belang is voor de beoordeling van ondernemerschap voor de omzetbelasting. Bepalend is of de betrokkene voor de verkoop van de onroerende zaken actief stappen heeft ondernomen door middelen in te zetten, die te vergelijken zijn met die welke een fabrikant, handelaar of dienstverrichter gebruikt. Het Hof van Justitie EU wijst daarbij op het bouwrijp maken van terreinen. Dat zijn activiteiten die niet passen bij het beheer van een privévermogen.

In de door Hof Arnhem-Leeuwarden behandelde zaak heeft de belanghebbende de gemeente meerdere keren benaderd om een bestemmingsplanwijziging te realiseren. Volgens het hof heeft de belanghebbende werkzaamheden verricht die zijn te vergelijken met die van een handelaar. De belanghebbende heeft de kassen, die op de verkochte grond stonden, gesloopt en zo grond opgeleverd, die direct klaar is voor woningbouw. De verrichte werkzaamheden zijn niet gebruikelijk voor een particulier, maar wel voor een marktdeelnemer die de beste omstandigheden creëert met het oog op de verkoop. Volgens het hof heeft de belanghebbende wegens de levering van bouwpercelen terecht omzetbelasting op aangifte voldaan.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de belanghebbende tegen de uitspraak van het hof ongegrond verklaard.


Lees meer  
 

Margeregeling veilinghouder

Een veilinghuis veilt in de regel goederen die eigendom zijn van een ander. De eigendom van goederen die via de veiling worden verkocht gaat direct over van de verkoper op de koper. De Wet op de omzetbelasting kent een bijzondere regeling voor goederen die op een veiling worden verhandeld. Deze goederen worden geacht eerst aan en vervolgens door de veilinghouder te zijn geleverd. Dit betekent dat van rechtswege twee opeenvolgende leveringen worden onderscheiden.

Is de verkoper geen ondernemer voor de omzetbelasting, dan is hij geen omzetbelasting verschuldigd over de door hem ontvangen vergoeding. De veilinghouder kan aan de verkoper tegen vergoeding diensten verrichten, waarover de veilinghouder omzetbelasting is verschuldigd. De veilinghouder dient omzetbelasting in rekening te brengen over hetgeen hij van de koper als vergoeding ontvangt. Bij de veiling van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten mag de veilinghouder de winstmargeregeling toepassen.

De winstmargeregeling komt erop neer dat de veilinghouder omzetbelasting is verschuldigd over het verschil tussen de vergoeding die hij aan de afnemers in rekening brengt en hetgeen hij aan de verkopers betaalt. De veilinghouder wordt dan voor de omzetbelasting als een wederverkoper gezien. De winstmarge voor de veilinghouder is het totale bedrag dat hij van de kopers en de verkopers voor zijn veilingwerkzaamheden heeft ontvangen.

In een procedure in cassatie heeft de Hoge Raad geoordeeld dat niet alleen het aan de kopers in rekening gebrachte opgeld, maar ook de aan de verkopers in rekening gebrachte commissie tot de winstmarge van het veilinghuis behoort. De veilinghouder meende dat de commissie niet aan de heffing van omzetbelasting kon worden onderworpen, omdat hij die niet achteraf op de verkopers kan verhalen. De omzetbelasting, die de veilinghouder op aangifte moet voldoen, wordt geacht in de winstmarge te zijn begrepen en te zijn ontvangen. Dat geldt ook voor zover de winstmarge betrekking heeft op de commissie.


Lees meer  
 

Overdrachtsbelasting

 

Uitzondering strafheffing overdrachtsbelasting

De Wet op de Belastingen van Rechtsverkeer bevat een vrijstelling van overdrachtsbelasting bij samenloop met de heffing van omzetbelasting. Deze vrijstelling is niet van toepassing als de verkoopprijs van de onroerende zaak inclusief omzetbelasting minder bedraagt dan de waarde in het economische verkeer en de verkrijger de omzetbelasting niet of niet nagenoeg geheel in aftrek kan brengen. De waarde in het economische verkeer wordt ten minste gesteld op de kostprijs van de onroerende zaak inclusief omzetbelasting. Deze zogenoemde strafheffing is op grond van een besluit van de staatssecretaris van Financiën in een aantal gevallen niet van toepassing. Aan deze lijst is toegevoegd de situatie waarin de vergoeding bij het sluiten van de koop- en/of aannemingsovereenkomst ten minste gelijk is aan de waarde in het economische verkeer, maar bij de latere verkrijging van de onroerende zaak lager is dan de waarde in het economische verkeer omdat:

  • de bouwkosten na het sluiten van de overeenkomst zijn gestegen; of
  • de waarde van de onroerende zaak na het sluiten van de overeenkomst is gestegen.


Lees meer  
 

Aanpassing besluit verkoop woning onder voorwaarden

De Wet op de Belastingen van Rechtsverkeer bevat een vrijstelling van overdrachtsbelasting bij samenloop met de heffing van omzetbelasting. Deze vrijstelling is niet van toepassing als de verkoopprijs van de onroerende zaak inclusief omzetbelasting minder bedraagt dan de waarde in het economische verkeer en de verkrijger de omzetbelasting niet of niet nagenoeg geheel in aftrek kan brengen. De waarde in het economische verkeer wordt ten minste gesteld op de kostprijs van de onroerende zaak inclusief omzetbelasting. Deze zogenoemde strafheffing is op grond van een besluit van de staatssecretaris van Financiën onder voorwaarden niet van toepassing bij de verkoop van bouwterreinen, nieuwe woningen of de vestiging van beperkt zakelijke rechten op deze zaken met een korting op de marktwaarde.

Een van de voorwaarden betreft de marktwaarde van de woning met bijbehorende grond na aftrek van de koperskorting. Deze mag volgens het besluit niet hoger zijn dan € 240.000. Deze voorwaarde is met ingang van 1 januari 2023 als volgt aangepast. De marktwaarde van de woning vóór de aftrek van de koperskorting mag niet hoger zijn dan de woningwaardegrens, die geldt voor de startersvrijstelling voor de overdrachtsbelasting. Deze grens bedraagt in 2022 € 400.000. De waardegrens wordt jaarlijks geïndexeerd. Toetsing van de waarde van de woning aan de waardegrens vindt plaats op het moment waarop de koopovereenkomst wordt gesloten.


Lees meer  
 

Sociale verzekeringen

 

Vierde nota van wijziging wetsvoorstel toekomst pensioenen

De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen heeft de vierde nota van wijziging bij het wetsvoorstel toekomst pensioenen naar de Tweede Kamer gestuurd. Het merendeel van de wijzigingen is redactioneel of technisch van aard. Deze wijzigingen zijn het gevolg van de artikelsgewijze behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer.

In deze nota van wijziging is een wettelijke begrenzing voor het door een deelnemer aan een pensioenregeling te lopen beleggingsrisico opgenomen. Het beleggingsrisico is gemaximeerd op 150%. De eis dat het beleggingsbeleid steeds passend is bij de risicohouding van de deelnemer blijft onverkort van toepassing.


Lees meer  
 

Thuiswerken en sociale verzekering vanaf 1 juli 2022

Op 1 juli 2022 is het coronabeleid van de SVB beëindigd. Tot 1 juli 2023 geldt een overgangsperiode voor grensarbeiders van wie de werksituatie niet verandert. Zij kunnen tot die datum thuiswerken zonder dat zij sociaal verzekerd raken in een ander land. Dit geldt ook voor grensarbeiders die in de periode na 1 juli 2022 voor het eerst gaan thuiswerken. De overgangsperiode berust op een afspraak tussen alle lidstaten van de Europese Unie.


Lees meer  
 

Successiewet

 

Vijf afzonderlijke schenkingen vormen geen periodieke uitkering

De staatssecretaris heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van Hof Den Bosch over de heffing van het schenkingsrecht.

Op 7 maart 2013 zijn vijf afzonderlijke notariële akten van schenking verleden. In elke akte staat dat de schenkers een bedrag van € 10.000 schuldig erkennen aan de verkrijger, die de schuldigerkenning aanvaardt. Het geschonken bedrag is direct opeisbaar bij het overlijden van de langstlevende schenker. Elke akte omvat een herroepingsrecht en een recht tot vervroegde aflossing. In vier van de vijf akten staat dat de schenking plaatsvindt onder de opschortende voorwaarde dat de langstlevende schenker op respectievelijk 1 januari 2014, 1 januari 2015, 1 januari 2016 en 1 januari 2017 in leven is. In de vijfde akte staat die voorwaarde niet. De Belastingdienst heeft deze reeks schenkingen aangemerkt als een vorderingsrecht om gedurende een vaststaande tijd op gezette tijdstippen bepaalde bedragen te ontvangen. Volgens de Belastingdienst is een periodieke uitkering geschonken.

Volgens het hof vormen de schenkingen geen periodieke uitkering. De staatssecretaris is van mening dat wel sprake is van een periodieke uitkering. Volgens de staatssecretaris maakt de civielrechtelijke vorm van vijf afzonderlijke akten niet dat sprake is van meerdere overeenkomsten. De opschortende voorwaarde van in leven zijn van de langstlevende schenker is volgens de staatssecretaris in wezen een ontbindende voorwaarde.

De Hoge Raad deelt de opvatting van de staatssecretaris niet. Het hof heeft terecht betekenis toegekend aan de civielrechtelijke vorm van de schenkingen. Zelfstandige kwalificatie van de overeenkomsten ter vermijding van onaanvaardbare gevolgen voor de belastingheffing is niet aan de orde. Het oordeel van het hof getuigt volgens de Hoge Raad niet van een onjuiste rechtsopvatting.


Lees meer  
 

Subsidies

 

Uitwerking op hoofdlijnen Tegemoetkoming Energiekosten

De minister van EZK heeft een uitwerking op hoofdlijnen van de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) voor energie-intensieve mkb-bedrijven aan de Tweede Kamer gepresenteerd. De minister benadrukt dat belangrijke onderdelen van de TEK nog nader moeten worden uitgewerkt.

Om de regeling zo snel mogelijk te kunnen laten ingaan, wordt gebruikgemaakt van een modelmatige aanpak. Dat betekent dat het energieverbruik van een ondernemer wordt geschat op basis van historische gegevens en een gemodelleerde prijs.

Om in aanmerking te komen voor de TEK-regeling moet een ondernemer aan de volgende eisen voldoen:

  • de mkb-ondernemer voldoet aan de Europese mkb-definitie;
  • de mkb-ondernemer is in Nederland gevestigd en ingeschreven in het Handelsregister; en
  • de energiekosten zijn minimaal gelijk aan 7% van de omzet.

De eerdere voorwaarde van een energieverbruiksdrempel is vervallen.

Het gas- en elektraverbruik wordt mede bepaald aan de hand van het standaard jaarverbruik gas in m3 en de standaard jaarafname elektriciteit in kWh. De peildatum voor deze gegevens is 1 januari 2023. Er wordt gerekend met het gemiddelde van de door het CBS gepubliceerde gas- en elektraprijzen voor consumenten exclusief btw en inclusief EB en ODE voor het vierde kwartaal van 2022. De omzet wordt bepaald aan de hand van omzetgegevens over het jaar 2022.

De subsidieperiode loopt van 1 november 2022 tot en met 31 december 2023. De tegemoetkoming kan met terugwerkende kracht worden aangevraagd.

Vanaf een nog vast te stellen datum in het eerste kwartaal 2023 kan de aanvraag worden ingediend bij RVO.nl. Het bedrag van de subsidie wordt als volgt berekend. Over de energiekosten boven de drempelprijs wordt 50% subsidie verleend. De maximaal te vergoeden prijs per m3 gas bedraagt € 2,00 (€ 3,19 - € 1,19). Voor elektriciteit is de maximaal te vergoeden prijs € 0,60 (€ 0,95 - € 0,35) per kWh. Het verbruik dat valt onder het prijsplafond voor kleinverbruikers wordt in mindering gebracht op het standaardjaarverbruik. Omdat ook subsidie wordt verleend over de maanden november en december 2022 worden de subsidiabele kosten vermenigvuldigd met 14/12.

Direct na de beslissing tot subsidieverlening keert RVO.nl een voorschot uit van 60% van de maximale subsidie. Bij de definitieve vaststelling wordt uitgegaan van het standaard jaarverbruik met peildatum 1 januari 2023 en van de modelprijs 2023. Deze wordt berekend aan de hand van de gemiddelde gas- en elektraprijs in 2023 volgens de gegevens van het CBS.


Lees meer  
 

Formeel recht

 

Berekening belastingrente, uitleg nieuwe bepaling

De Hoge Raad heeft in een arrest van 18 november 2022 bepaald, dat de Belastingdienst geen belastingrente in rekening mag brengen over een periode waarin de Belastingdienst de beschikking heeft over de verschuldigde belasting. De staatssecretaris van Financiën deelt in een brief aan de Tweede Kamer mee, dat het arrest zal worden toegepast op belastingrentebeschikkingen, die op 18 november 2022 nog niet onherroepelijk vaststonden en op rentebeschikkingen, die vanaf die datum zijn of worden afgegeven. Als belastingrente in rekening is gebracht terwijl het verschuldigde bedrag aan belasting al was betaald, komen de belastingplichtigen in aanmerking voor een rentematiging.

Het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023 bevat een nieuwe bepaling in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen. Deze bepaling biedt de inspecteur de mogelijkheid om de in rekening gebrachte belastingrente te verminderen. Daardoor kan meer dan voorheen maatwerk worden geleverd bij het in rekening brengen van belastingrente. Zo kan rekening worden gehouden met een periode waarin (een deel van) het te betalen bedrag aan belasting reeds was geheven. Deze nieuwe bepaling sluit vanaf de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2023 aan bij de benadering van de Hoge Raad.

Het voornemen was om de nieuwe bepaling niet voor alle belastingmiddelen in werking te laten treden op 1 januari 2023. Gezien het arrest van de Hoge Raad is dit echter niet wenselijk. De staatssecretaris wil deze bepaling zo snel mogelijk ook voor de loonbelasting en omzetbelasting in werking laten treden. Totdat deze bepaling ook voor de loonbelasting en de omzetbelasting in werking is getreden, kunnen belastingplichtigen met een beroep op het arrest om rentematiging verzoeken.


Lees meer   

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.